Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De slachtoffers van het „Delegatum judicium extraordinarium Posoniense" ten jare 1674.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De slachtoffers van het „Delegatum judicium extraordinarium Posoniense" ten jare 1674.

I. O v e r z i c h t d e r H o n g a a r s c h e K e r k h e r v o r m i n g t ot a a n h e t r o u w d e c e n n i u m (1671). (2de Gedeelte.)

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eene groote verandering kwam er in den toestand van het Protestantisme onder R u d o l f (1576 —1608), die er in de verste verte niet mede sympathiseerde, integendeel, een dweepziek aanhanger der Roomsche Kerk was, en die aan de zijde van den door argwaan, heerschzucht en wreedaardigheid gedreven Filipsr koning van Spanje, tot wien Rudolf die nauwelijks twaalf jaren telde, door zijne Spaansche moeder gezonden was, en aan dezijde van den groot-inquisiteur Torquemada en andere dweepzieke priesters reeds als knaap en jongeling eene blinde gehechtheid aan het Roomsche pausdom opgedaan had. In 't vervolg sloot het Hof zich ook uit overtuiging bij de Roomsche politiek aan. De uiterlijk goed georganiseerde, door de Jezuïeten i) versterkte en door het keizerlijke Hof in elk opzicht ondersteunde Roomsche Kerk trok tegen de door oneenigheden in eigen boezem zoo geteisterde Protestantsche Kerk van Hongarjje te velde. Verscheidene hooggeplaatsten keerden tot de Roomsche Kerk terug, en de in het land gebrachte keizerlijke troepen deden n i e t hun best, om tegen de Turken te strijden, maar onderscheidden zich veelmeer door het vernielen van de kerkgebouwen der vreedzame Protestanten en het verdrijven der Protestantsche predikanten. Maar nog erger werd de staat van zaken voor de Protestanten, toen de koning den last der regeering moede werd en zich in zijn observatorium en chemisch laboratorium te Praag afzonderde. Terwijl hij zich hier aan het schilderen, de sterrenkunde, de alchymie en andere kunsten wijdde, kwam de regeering, evenals in andere kroonlanden, zoo ook in Hongarije, in handen van zijne ministers, die, met algeheele verkrachting van de rechten en wetten deslands, het eenerzijds toelegden op de vernietiging der constitutioneele vrijheid, en anderzijds — hand aan hand met de Roomsche priesterschap en met de Jezuïeten — op de onder-


1) Eenige leden der Juzuïetenpartij, die in de geschiedenis van Hongarije eene groote rol speelde, maar treurige herinneringen naliet, werden allereerst door den aartsbisschop van Gran, Niklas Olah, naar Hongarije ontboden (1559). Zij trokken echter in 1567, in welk jaar hun klooster te Tyrnan was afgebrand, naar Graz terug. Nadat de te llaabe gevestigde bisschop en koninklijke stadhouder Georg Draskovics om zijnen ijver in zake de vervolging der Protestanten door paus Sixtus V tot kardinaal benoemd was, bewees hij zijne dankbaarheid voor deze onderscheiding door in het jaar 1585 de Jezuïeten in Zevenburgen en later ook ia Hongarije te doen komen. Van daar verontrustten zij nu in hunne onverdraagzaamheid, overeenkomstig hunne bestemming, allerwegen het land, waar maar andersdenkenden woonden.
Minder gelukkig dan in Hongarije verging het den Jezuïeten in Zevenburgen; ook hier hadden zij onder de verschillende Christelijke geloofsgenooten zóóveel onrust en verdeeldheid weten te zaaien, en zulk een wraak-, heersch- en hebzuchtigen geest aan den dag gelegd, dat vorst Joh. Sigismund door de krachtige en eenparige vertoogen van de vergaderde stenden des lands wel genoodzaakt was, om den 16lletl December 1588" zijne toestemming tot hunne verbanning te geven. („Falces suas in alienam messem immitendo", d. ï.: „hunne sikkels in het koren van een vreemd land te slaan"). Zie Farkas; Merle d'Aubigné, pag. 134.


drukking der Protestantsche Kerk, nu eens met heimelijke, dan -weer met gewelddadige middelen. In Zevenburgen was Georg B a s t a , in Hongarije Gr. J a k o b B a r b i a n als beul der Hongaren en Protestanten werkzaam. Laatstgenoemde belegerde <le steden Kaschau en Leutschau, en nadat hij de Evangelische predikanten uit het land gedreven had, ontnam hij den Protestanten hunne kerken en gaf ze aan de Roomsclien. De in 't nauw gebrachte Protestanten vestigden hunne hoop nu op den Landdag, die in het jaar 1604, onder leiding van deu aartshertog (later koning) Matthias, te Pressburg gehouden werd. Deze Landdag stelde krachtige pogingen in 't werk, om aan de tot dusver gepleegde geweldenarijen tegen de staatkundige en godsdienstige vrijheid een einde te maken; maar de versterkte geestelijkheid kantte zich even krachtig tegen den openlijk uitgesproken wil der natie aan. — en zoo geschiedde het, dat de onderdrukte Protestanten, als ter laatster instantie, hunne toevlucht tot den koning namen. En wat deed deze? Hun smeekschrift beantwoordde hij met aan de besluiten van •den te Pressburg gehouden Landdag, die niets vijandelijks tegen de Protestanten behelsden, uit eigen beweging, zonder medewerking van den Landdag, zonder voorkennis of medeweten der stenden, dus t e g e n zijnen op de Grondwet afgelegden eed in, een twee-en-twintigste Artikel toevoegde, waarin hij onder bedreiging met gestrenge, onverbiddelijke straffen verbood, eenigerlei klacht in zake den godsdienst bij den Landdag in te brengen; voorts al de vroeger tegen de Protestanten afgekondigde nadeelige wetten, dus ook die van liet verbranden, hernieuwde en den Protestanten de getrouwe naleving dier wetten oplegde. Ten slotte gewaagt hjj daarin •van zijnen plicht om den Roomsch-Katholieken godsdienst uit t e breiden, en de velerlei dwaalleeringen en sekten u i t t e roeien ]).
Zulk eene behandeling was tot dusver ongehoord in de geschiedenis van Hongarije! De koning oefende het recht van wetgeving, dat hem slechts onder medewerking van den Landdag toekwam, alléén uit. De wijze, waarop dat 22! t e Artikel in de •wereld kwam, griefde de Vertegenwoordiging des Rijks even diep, als de inhoud de daarbij belanghebbende Protestanten bedroefde.
De natie en de Protestanten verdroegen al het bittere, dat men hun tot hiertoe had aangedaan, met geduld en onderwerping; maar t h a n s was de maat van hun lijden vol! Ten Hemel schreide het uit de wonden stroomende bloed, veroorzaakt door het onwettige Artikel, dat de levensader van de Vertegenwoordiging en van het Protestantisme doorsneed, — en de Hemel zond dan ook eenen arts, namelijk den Zevenburgschen vorst S t e p h a n B o c s k a y . Deze man, een volksheld en strijder voor het Protestantisme verliet zijnen burcht te Sólyomkü en nam voor de verdediging der burger- en godsdienstvrijheid het zwaard ter hand (Oct. 1604). De aanhangers van de nationale zaak en van het Protestantisme sloten zich bij hem aan, en later won hij ook de Haiduken voor zijne partij. Door het toetreden der laatstgenoemden aanmerkelijk versterkt, voerde Bocskay zulk eenen gelukkigen oorlog tegen de troepen des konings, dat Rudolf zich genoodzaakt zag, te Weenen vrede met hem te sluiten (1606).
Het eerste Artikel van het vredestraktaat luidde als volgt:


1) Corpus j u r i s Hung. I, pag. 642.


„Wat den godsdienst aangaat, voor het oogenblik vormen de bepalingen van staatswege geen beletsel, maar evenmin is door het laatste Artikel van het jaar 1604 (daar dit buiten de beslissing en zonder de toestemming van de bewoners des Rijks er aan toegevoegd is en om die reden ook wordtingetrokken) een besluit genomen zooals volgens het vroeger besluit van Zijne Heilige Keizerlijk-Koninklijke Majesteit, waarop zich de bewoners des Rijks in hunne repliek beroepen; ongetwijfeld omdat hij alle, zoowel afzonderlijke standen als rangen, binnen het grondgebied van het Hongaarsche Rijk bestaande, niet alleen magnaten en edelen, maar ook vrije steden en bevoorrechte steden, onmiddellijk van de kroon afhangende, en evenzeer in de grenslanden van het Hongaarsche Rijk, de Hongaarsche soldaten in hunnen godsdienst en belijdenis nooit en nergens zal lastig vallen, noch dulden, dat anderen hun lastig vallen of iets in den weg leggen. Maar allen voornoemden staten en standen zal de vrije gebruikelijke uitoefening van hunnen godsdienst worden toegestaan, afgescheiden echter van de vooringenomenheid voor den Roomsch-Katholieken godsdienst; en dat de geestelijkheid, de kerkgebouwen en de Gemeenten der Roomsch- Katholieken ongeschonden en vrij zullen blijven, en dat hetgeen van beide zijden in dezen tijd van beroerten in bezit genomen is, weder aan de rechthebbenden zal teruggegeven worden" !). Deze vredesbepalingen zijn twee jaar later (1608) door den te Pressburg gehouden Landdag in de Grondwet des lands opgenomen. Met toestemming van den nieuwgekozen en op dienzelfden Landdag (19 Nov.) plechtig gekroonden koning M a t t h i as (1608 —1618) is hierin de Jezuïetische clausule: „absque tamen praejudicio Catholicae Romanae Religionis. . . . " geschrapt, en de godsdienstvrijheid der Protestanten voor alle stenden, steden, marktvlekken en grensplaatsen duidelijk en klaar beschreven. De contrabeweging, welke eenige prelaten, onder aanvoering van den aartsbisschop van Gran en kardinaal Forgacs, daartegen op touw zett'en, had geen gevolg. Op dienzelfden Landdag werd ook de Protestantsche graaf Stephan Illéshazy met groote meerderheid van stemmen tot palatijn gekozen. „Gelijk een zeeman na eene lange en stormachtige reis" — zegt de schrijver der door Merle d'Aubigné uitgegeven Hongaarsche Protestantsche Kerkgeschiedenis (bladz. 153) — „jubelend de veilige haven begroet, zoo zien de Protestanten terug op dit merkwaardige jaar, waarin zij op eene vergadering van den Landdag, door

1) „Quantum ad religionis negotium attinet, non obstantibus pro tempore constitutionibus publicis, sed neque ai ticulo postremo anni 1604 (cum is extra diaetam et sine Kegnicolarum assensu adjectus fuerit et propterea etiam tollitur) deliberatum est, ut juxta Sacrae Caesareae Kegiaeque Majestatis priorem resolutionem, ad qunm se Regnicolae in sua Replicatione referunt; uimirum quod omnes et singulos status et Ordines intra ambitum liequi Hungariao Solum existentes, tam Magnates, Nobiles quam libéras Civitates et oppida privilégiât» immediate ad Coronam spectanta. Item in Confiniis quoque Regni Huugariae, m i l i t es II u n g a r os i n s u a R e l i g i o n e et C o n f e s s i o n e n u s q u a m et n un q u a m t u r b a b i t , nec p e r a l i o s tu r b a r i a u t i m p e d i r i s i n et Yerum omnibus praedictis Statibus et Ordinibus liber Religionis ipsorum usus et exercitiuin permittetur, absque tamen praejudicio Catholicae Romanae Religionis; et ut Clerus, Templa et Ecclesiae Catholicorum Romanorum intacta et libera permaneant, atque ea, quae hoc disturbior um tempore utrinque occupata fuere, rursus eisdem r e s t i t u a n t u r . " (Corpus j u r i s Hung. L. Victorinus de Chorebo [Niklas Sinai] Sylloge actorum . .. pacific. Yiennensis Pest. 1790).


den wettig gekroonden koning, in hunne volle rechten hersteld en van alle onderdrukking door de Roomsch-Katholieke Kerk in eenen wettigen weg ontheven werden". Zij zouden echter weldra eene bittere teleurstelling ondervinden!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

De slachtoffers van het „Delegatum judicium extraordinarium Posoniense

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's