Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gedenkteeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gedenkteeken

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aangaande de plechtige onthulling van een gedenkteeken, dat te Debreczen in Hongarije door eene godvruchtige weduwe ter gedachtenis van de Hongaarsche Protestanten, die tijdens de regeering van Leopold I bijna een jaar op de galeien te Napels hebben doorgebracht, werd opgericht, wordt ons van bevriende zijde het volgende bericht toegezonden, dat wij onder hartelijke dankzegging voor de toezending gaarne in onze kolommen opnemen. Onze Lezers maken wij er opmerkzaam op, dat de personen en feiten, die in dit stuk vermeld worden, dezelfde zijn, die eerlang omstandiger besproken zullen worden in de vervolgstukken, die wij onder den titel „De s l a c h t o f f e rs v a n het D e l e g a t u m j u d i c i u m e x t r a o r d i n a r i um P o s o n i e n s e " geven.
Het was eene treffende plechtigheid, die het Evangelisch- Gereformeerde kerkelijk district aan gene zijde van de Theiss in Hongarije den 21ste" September jl. vierde. De Evangelisch- Gereformeerde Gemeente te Debreczen was op dien dag getuige van de onthulling van het gedenkteeken, dat opgericht werd ter gedachtenis van de Hongaarsche leeraars, die in de 17de eeuw om des geloofs wille op de galeien te Napels gezucht hebben. De gezamenlijke Hongaarsche Protestantsche Kerk wilde den tol der liefde, hoogachting en dankbaarheid betalen aan de nagedachtenis dier trouwe, standvastige bloedgetuigen, die, in den tijd der zwaarste beproeving voor de Hongaarsche Evangelische martelaarskerk, vervolging en smaadheid, honger en dorst, ja ook de ruwste bespotting en mishandeling van meêdoogenlooze tirannen verdroegen, — om des gewetens wille, om Gods en Zijns Gezalfden wille.
Er is in de geschiedenis der Europeesche staten niets gruwzamers aan te wijzen, dan de vreeselijke vervolging der Protestanten ten tijde van Leopold I, inzonderheid gedurende het Rouwdecennium (1671 —1681). Ten einde het Protestantisme met wortel en tak uit te roeien, en kerken, pastorieën en scholen aan de waardigheidsbekleeders der Roomsche Kerk in handen te spelen, werden alle Evangelische predikanten en onderwijzers van majesteitsschennis, landverraad en Godslastering beschuldigd en onder dit voorwendsel den 5aen Maart 1674 voor het Pressburgsche gericht gedaagd. Het eigenlijke doel der weivoorbereide ketterveroordeeling was intusschen, de gedaagden met geweld tot aanneming van het Roomsch-Katholicisme te dwingen; dit blijkt daaruit, dat de beschuldigden, ingeval zij tot de Roomsche Kerk overgingen, het doodvonnis ontgingen. Die onderwijzers en bedienaars van het Woord Gods, die zich niet tot afval van het zaligmakend geloof lieten bewegen, werden in zes van ongedierte wemelende, voor wind en regen toegankelijke kerkers opgesloten, tot het verrichten van de zwaarste en "walgelijkste bezigheden gedwongen, met slagen en sabelhouwen gemarteld, in boeien geklonken en op de schrikkelijkste wijze gefolterd. Zij volhardden echter standvastig bij het geloof, inzonderheid de Gereformeerde martelaars, zooals Stephan Sélyci, superintendent te Papa, Valentin Kocsi Csergö en zijne trouwe, moedige ambtsbroeders. Toen nu geen geweld deze standvastige getuigen tot afval vermocht te bewegen, moesten 41 hunner de via dolorosa van Pressburg naar Napels betreden. Den 18Je" Maart 1675 aanvaardden zij den tocht onder strenge militaire bewaking, aan beide voeten geboeid, met kaalgeschoren hoofd, ten prooi aan een vreeselijk lijden, als lammeren ter slachtbank geleid. En hun lot scheen nog treuriger te zullen worden. Diegenen van de gevangenen, die onderweg niet bezweken en hun ellendig leven eindigden, en zich ook niet door de vlucht wisten te redden, werden bij de galeien te Napels als slaven voor 50 Spaansche piasters per hoofd verkocht en, met slavenbrandmerken geteekend, tot dwangarbeid genoodzaakt. (De namen dezer 41 geloofsgetuigen worden op het monument, dat den 21slen September te Debreczen onthuld werd, voor het nageslacht bewaard.)
Doch de Hoeder Israëls slaapt noch sluimert niet! Hij begeeft noch vergeet de Zijnen. Ook voor de edele voorvaderen der Hongaarsche natie en der Evangelische Kerk sloeg het uur der verlossing. De berichten omtrent hunnen beklagenswaardigen toestand wekten in alle Protestantsche staten van Europa de levendigste belangstelling in hun lot. Na de bemoeiingen van den hulpvaardigen, edelen Georg Weltz te Napels en van den grootmoedigen, godvruchtigen Zaffi te Venetië, kwamen de vorsten van Saksen en Engeland bij den keizer voor de arme verdrukten tusschenbeide. Doch aan hun lijden werd eerst een einde gemaakt door den heldhaftigen Hollandschen admiraal M i c h i e l A d r i a a n s z o o n de R u y t e r , die hen uit deze Babylonische ballingschap, uit deze ark der smarten, bevrijdde 1) en hen den lld e n Februari 1676 Gode ten dankoffer stelde. „Ik heb in mijn leven reeds vele overwinningen op mijne vijanden bevochten; maar dit is mijne schoonste zegepraal, waardoor ik de onschuldige dienaars van Christus aan eene ondraaglijke slavernij ontrukt heb", zeide de edele, Christelijke held.
De bevrijden vonden eene gastvrije opname in Duitschland, Engeland en Zwitserland, vooral in Ziirich. Eerst in het jaar 1681 konden de nog levende ballingen naar hun vaderland terugkeeren, waar zij gezegend en geacht hunne overige levensdagen mochten slijten. Door de goedheid des Allerhoogsten bleven zij vast als de berg Zion. Hunne gedachtenis is in zegening


1) Dat doet het Hollandsche hart goed!


Deze feiten uit een donker verleden brengt het gedenkteeken, dat eene Christelijkgezinde, edele weduwe, Euphrosine von Hegyi, geboren von Józsa, te Debreczen deed verrijzen in herinnering. Bovenaan ziet men eene globe met vergulde sterren, daaronder aan de oostzijde eenen schitterenden krans als zinnebeeld der onsterfelijkheid. Iets lager ziet men de triremis (een schip met drie rijen roeibanken boven elkander), en onmiddellijk daaronder het opschrift: „Michiel Adriaanszoon de Ruyter, Hollandsch Admiraal, de Bevrijder, 11 Februari 1676". In het midden ziet men eenen opengeslagen Bijbel, waarbij de woorden van 2 Tim. 4 : 7 : „Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden". Aan dezelfde zijde zijn de volgende 10 namen van geloofsgetuigen uitgehouwen: Sélyci, Czeglédi, Buganyi, Komaromi, Leporini, Otrokocsi, Szodói, Simonyi, Zsedényi. Harsanyi. Aan de noordzijde is op gelijke hoogte met de triremis dit Latijnsche opschrift aangebracht: „Monumentum ministrorum verbi divini, qui pro fide ac libertate evangelica e Hungaria ad triremes neapolitanes deportati sunt". Op dezelfde hoogte als de straks genoemde 10 namen zijn aan deze zijde 11 namen uitgehouwen: Huszti, Gócs, Fiileki, Paulovics, Korodi, Ilyés, Mazari, Trifkovis, Lanyi, Simonides, Masnicius. De westzijde geeft bovenaan te zien de woorden: „Opgericht in het jaar 1895"; daaronder weder 10 namen: Karasznai, Köpeczi, Nikléczi S., Szalóczi, Steller, Ujvari, Miskolczi, Szécsei, Borhidai, Szilvasi. Eindelijk vindt men aan de noordzijde het (Hongaarsche) opschrift: „Monument ter gedachtenis van de Hongaarsche leeraars, die om des geloofs wille te Napels op de galeien gezucht hebben". Hieronder weder 10 namen: Alistali, Kalnai, Körmendi, Nikléczi B, Szentpéteri, Szomodi, Turóczi, Jablonczai, Kocsi, Batorkcszi.
Het gedenkteeken staat op een schoon punt in het plantsoen, te Debreczen bekend onder den naam van „Andenken- Garten", tusschen de Evangelisch-Gereformeerde groote kerk en de hoogeschool, waar nog twee andere dergelijke gedenkteekenen staan. De plechtige onthulling begon met het koraalgezang der studenten-zangvereeniging, waarop Franz Balog, hoogleeraar in de godgeleerdheid, eene sierlijke, zaakrijke en bezielende toespraak hield. Vervolgens nam Emerich von Simonft'y, koninklijk raadsheer en opperburgemeester, namens de stad en den senaat het monument over onder belofte van het te zullen onderhouden en beschermen. Hierop volgde de bekransing door het Evangelisch-Gereformeerd kerkelijk district aan gene zijde van de Theiss en verder door de burgeressen en de Evangelisch-Gereformeerde hoogere meisjesschool. Ten slotte hield de superintendent Aron von Kiss, een 81-jarige grijsaard, eene weldoordachte, gloedvolle rede en sprak over de aanwezigen den zegen uit, die na het aangeven van den toon met de 61 predikanten, die do plechtigheid mede bijwoonden het eerste vers van Psalm 46 aanhieven.
Moge de oprichting van het gedenkteeken en de indruk, daardoor teweeggebracht, de komende geslachten tot geloofstrouw verwakkeren en de gedachtenis van hen, wier namen het vermeldt, bestendig in zegening doen blijven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Een gedenkteeken

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's