Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de geschiedenis van de regering der hertogen, graven en bisschoppen. (922-1581)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de geschiedenis van de regering der hertogen, graven en bisschoppen. (922-1581)

23. Het verblijf van Koning Filips II in de Nederlanden en zijn vertrek naar Spanje, (1555—1559)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

F i l i p s , de zoon en opvolger van Karei V, was bij de aanvaarding der regeering niet voor het eerst in de Nederlanden. Reeds in 1549 had zijn vader hem uit Spanje doen overkomen, opdat hij met zijne toekomstige onderdanen eens zou kennis maken eu als hun toekomstige heer gehuldigd worden. De indruk, dien Filips destijds op de Nederlanders had gemaakt, was verre van gunstig geweest. Als zoon van den veelszins hooggeachten Karei luide toegejuicht, was hij onder al het vreugdebetoon dezelfde gebleven. En toen hij in 1555 zich andermaal hier bevond, was de indruk, dien hij maakte, geen betere. In Spanje geboren en opgevoed, was hij geheel en al een Spanjaard, vormelijk, afgemeten, stroef en trotsch. De gulheid, openhartigheid en eenvoudige hartelijkheid der Nederlanders stiet hem veel meer af, dan dat zij hem aantrok. Van afdalen, zooals zijn vader dat verstond, die, Nederlander van aard en geboorte zijnde, zich even gemakkelijk onder de burgerij, onder kooplieden en boeren, als onder den adel bewoog, verstond hij in het geheel niets, en het is dus zeer begrijpelijk, dat hij zich hier te lande volstrekt niet op zijn gemak gevoelde. Maar even begrijpelijk is het, dat ook de Nederlanders tot Filips, die zoo geheel het tegenbeeld van zijnen vader was, zich weinig aangetrokken gevoelden. Ja, dat hij zoo geheel Spanjaard was, vervulde hen zelfs met vreeze voor de toekomst. Tusschen de Spanjaarden en de Nederlanders bestond namelijk reeds destijds een bittere haat, die dagteekende van de regeering van Filips den Schoone. Deze wel wat luchthartige en lichtzinnige vorst had de hooghartige Spanjaarden diep gekrenkt, door de aanzienlijkste hof- en staatsambten in Spanje juist door Nederlanders te laten bekleeden, en zijne bevoorrechte vrienden hadden door hunne aanmatigende en tergende houding den weerzin der Spanjaarden tot haat doen aangroeien Karei V was niet alleen in zijns vaders voetspoor getreden, maar had ook weinig eerbied voor de privilegiën der Kastilianen getoond en eene schier onbeperkte heerschappij in Spanje gevestigd. Na veel tegenstand hadden do Spanjaarden zich daarbij neergelegd, daar zij het uitzicht hadden, in Filips, die van geboorte een Spanjaard was, schadeloosgesteld te zullen worden. Geen wonder dus, dat de Nederlanders onder Filips' regeering de weerwraak der Spanjaarden, d. w. z eene overheersching door Spanje en een onderdrukken van het Nederlandsche element duchtten, te meer daar de koning zich zoo geheel en al Spanjaard gevoelde, ja reikhalsde naar het oogenblik, dat hij zijnen geboortegrond weêr zou betreden.
Maar er was iets, dat veel erger was, t. w.: dat Filips, zoo mogelijk, zijnen vader nog overtrof in vurigen haat tegen de Hervorming. Zijnen eersten en voornaamsten plicht als overheid achtte hij het vervolgen en uitroeien van allen, die naar de uitspraak der Roomsche Kerk ketters waren, ja naar zijn eigen zeggen zou hij liever duizend levens indien bij ze had, — willen verliezen, dan aan ketters het leven te laten. Een zijner eerste regeeringsdaden was dan ook, dat hij het plakkaat, door Karei V in 1550 uitgevaardigd, waarbij dengenen, die ketters aanklaagden, de helft hunner goederen werd toegezegd, vernieuwde. De inquisitie kon dus onverpoosd haar bloedig handwerk voortzetten.
Welk een bange tijd brak er met Filips' regeering voor de belijders des Evangelies aan! Bedenken wij wel, dat de koning, evenals te voren zijn vader, de machtigste vorst van Europa was, die aan zijne woorden klem wist bij te zetten. Bovendien was hij sinds 1555 getrouwd met Maria, de koningin van Engeland, die, wegens haar bloeddorstig vervolgen van de Protestanten in haar land, in de geschiedenis den bijnaam „de Bloedige" draagt. Na hare troonsbeklimming (1553) moest menig Protestant, die vroeger uit de Nederlanden naar Engeland was geweken, naar Denemarken en Duitschland vluchten.(1
Hoe werden dus zjj, die hunne zaligheid bij den Zaligmaker zochten, vervolgd en aan alle kanten gedrukt! Welk eene macht stelde zich tegen het hoopje belijders van den Naam Jesus, dat nog verre in de minderheid was bij degenen, die bij den Roomschen afgodendienst bleven ! Ja, het werd meer en meer duidelijk, dat, naarmate het getal dier belijders klom, de hel hare krachtsinspanning verdubbelde, zooals ons zoo dadelijk blijken zal.
Dat Koning Filips vier jaren in de Nederlanden bleef, had zijne oorzaak in eenen oorlog, waarin Hendrik II, de koning van Frankrijk, hem wikkelde In dien oorlog dienden de Nederlanders hem met hun goed en bloed. De Nederlandsche edelman L a m o r a a l , graaf v a n E g m o n d , sloeg de Franschen in twee veldslagen, bij S t . - Q u e n t i n en G r e v e l i n g e n , waar hjj grooten krijgsroem behaalde. Daarop volgde de vrede van Cateau-Cambresis, en bij dezen vrede verbonden Filips en Hendrik zich heimelijk met elkander, om de zoogenaamde ketterij in hunne landen met wortel en tak uit te roeien.
Voorwaar, Filips was een zoon, zijnen vader waardig. Deze had twee dagen vóór zijnen dood nog een aanhangsel aan zijn testament gemaakt, waarin hij zijnen zoon Filips „het straffen en uitroeien der ketterij met de uiterste gestrengheid en zonder aanzien van persoon of waardigheid allernadrukkelijkst aanbeval". Dezen uitersten wil zijn vaders scheen hij stipt te willen uitvoeren.
De nieuwe aanslag der hel werd ontdekt door W i l l e m , prins van O r a n j e , die door Filips als gijzelaar, d i. als waarborg voor den vrede, naar Parijs was gezonden. Hoe hij tot deze ontdekking kwam, zullen wij in een volgend stuk zien, waar wij over den Prins en zijn geslacht in het bijzonder zullen handelen Willem gruwde van dit plan, en bespiedde van nu af Filipa in al zijne handelingen Hij had van Hendrik II vernomen, dat Filips de Spaansche benden, die tegen Frankrijk hadden gediend, in de Nederlanden zou laten, ten einde ze hier ter uitroeiing van de Hervorming te kunnen gebruiken. Niet zoodra was Oranje uit Frankrijk terug, of hij maakte daarom de andere Nederlandsche edelen, die met hem raadsleden van de kroon waren, opmerkzaam op het wenschelijke van een spoedig vertrek van de vreemde soldaten Hij was voorzichtig genoeg, om niet iedereen ronduit te zeggen, waarom het zoo wenschelijk was, dat het krijgsvolk heenging, en dat was om zijne mederaadsleden daarvan te overtuigen ook niet noodig, want de Spaansche soldeniers deden burgers en boeren door hunne losbandigheid en rooverijen genoeg overlast. Den Graaf van Egmond wist hij intusschen wel te beduiden, dat het onverantwoordelijk was, een bevelhebberschap over deze benden aan te nemen, zoodat toen Filips hun het bevel wilde opdragen, zij er beiden voor bedankten.
Nu de oorlog met Frankrijk ten einde gebracht was, besloot Filips naar Spanje terug te keeren. Yan daaruit zou hij het met Hendrik II beraamde plan ten uitvoer leggen. Vóór hij vertrok, regelde hij hier de regeering 's Lands bestier zou voor hem waargenomen worden door eeue landvoogdes of gouvernante, met welk ambt hij zijne bastaardzuster M a r g a r e t h a, hertogin v a n P a r m a , bekleedde. Haar werden drie raden ter zijde gesteld: de R a a d v a n S t a t e , die over oorlog en vrede beraadslaagde, de G e h e i m e R a a d , die zich met de justitie en de politie bezig hield, en de R a a d v a n F i n a n - c i ë n . In den Raad van State hadden o. a. zitting de stadhouders der verschillende gewesten, de ridders van het gulden vlies en de bisschoppen; de meest bekende leden waren: W i l l em v a n O r a n j e ; A n t o n i u s P e r e n o t (of G r a n v e l l e ) , bisschop van Atreeht; L a m o r a a l van E g m o n d ; J a n van G l i m e s , markgraaf v a n B e r g e n (-op-Zoom); Do M o n t - m o r e n c y , graaf van H o o r n e. Voorzitter van den geheimen raad was: V i g l i u s ( o f W i g e l e ) van A y t t a van Z u i c h e m ; van den raad van financiën: K a r e i , baron v an B a r l a i m o n t . Van nu af regeerden in 's Konings naam over de verschillende gewesten de volgende stadhouders of gouverneurs: Oranje over Holland, Westfriesland, Zeeland en Utrecht; Karei van Brimeu, graaf van Megen, over Gelderland; Johan van Ligne, graaf van Aremberg, over Friesland, Groningen, Drente en Overijsel; Egmond over Vlaanderen en Artois; Floris van Moutmoreney, baron van Montigny, broeder van Hoorne, over Doornik; Bergen over Henegouwen en Valenciennes; Barlaimont over Namen; Pieter Ernst, graaf van Mansfeld, over Luxemburg.
Vóór Filips heenging, riep hij (in Augustus 1559) te Gent de Algemeene Staten bijeen, om hun zijne bevelen te geven. Daar wachtte hem eene pijnlijke verrassing. Reeds langen tjjd had zoowel de adel als het volk zijne ontevredenheid over het verblijf der Spaansche troepen te kennen gegeven, doch hoe verbaasde de Koning zich, toen de afgevaardigden, na hem de verzekering van hunne trouw te hebben gegeven, allen, de een na den ander, in verband met 's konings aanvrage om gelden, op het vertrek der Spaansche soldaten aandrongen, alsook op nakoming van de belofte, die Karei V bij den afstand in 1555 gegeven had, dat namelijk de ambten aan geene vreemdelingen zouden gegeven worden; — dit laatste doelde op den bisschop van Atreeht, van wien wij spoedig meer zullen vernemen Filips ontstak in hevigen toorn. Toen daarop nog de Prins van Oranje hem een verzoekschrift overhandigde, door hem en vele anderen onderteekend, waarin dezelfde wenschen vervat waren, liep de beker voor den Koning over en sprong hij woedend van zijnen zetel op en verliet eensklaps de vergaderzaal. Eenige dagen later had hij zijne kalmte teruggekregen en liet hij den Staten ten antwoord geven, dat het nooit zijn plan geweest was, vreemdelingen in de regeering te dringen ; en voorts, dat de 3 a 4 000 Spaansche soldaten door hem tot dekking van de grenzen waren bestemd, en dat zij zouden vertrekken, zoodra hij in staat was, hun de achterstallige soldij uit te betalen. Nu, wat wij van het laatste punt hebben te denken, weten wij reeds; en dat de Koning volstrekt niet afkeerig was van overheersching door vreemdelingen, zal ons later wel blijken.
Den 88te" September lag te Ylissingen de vloot, die den Koning naar Spanje zou brengen, zeilree Begeleid door de Landvoogdes en tal van aanzienlijke personen, begaf Filips zich aan boord. Daar valt zijn oog plotseling op Oranje, die aan den wal stond. Terstond gaat de Koning op hem toe en verwijt hem in de heftigste bewoordingen, dat hij de man is, die hem te Gent zulke pijnlijke oogenblikken bezorgd had. Want Filips wist wel, dat Willem, die door zijne schranderheid en overredingskracht eenen grooten invloed op de Staten had, de ziel van de beweging in zake de vreemdelingen en de Spaansche benden was De Prins antwoordde bescheiden, dat de Staten ordelijk over de zaak beraadslaagd hadden en het zelf goedgevonden hadden, tot den Koning het verzoek te richten. „No los Eslados, mas vus, vos, vos!" (d. i.: „Niet de Staten, maar gij, gij, gij!") snauwde de Koning hem toe, en meteen vatte hij hem bij den arm en schudde hem heen en weêr.
Van dat oogenblik af begreep de Prins, dat de Koning hem eenen doodelijken haat toedroeg. Hij paste nu wel op, dat hij niet aan boord kwam, maar nam wijselijk met eene buiging, aan den wal staande, afscheid Een koning als Filips ware licht in staat geweest, hem als gevangene mee te nemen.
Na eenen zwaren storm te hebben doorstaan, kwam Filips in Spanje aan. Zijne dankbaarheid voor de behouden aankomst bewees hij, door tal van mannen en vrouwen, die van ketterij beschuldigd waren, tot den vuurdood te veroordeelen. Hij zelf woonde met het hofgezin de terechtstelling der arme slachtoffers bij!


1) Eerst toen Maria gestorven was (1558), keerden vele vluchtelingen over Emden naar Engeland torug. Sinds 1550 bestond te Londen eene Nederlandsche vreemdelingengemeente.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Uit de geschiedenis van de regering der hertogen, graven en bisschoppen. (922-1581)

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's