Aanteekening op Openbaring 1 : 13—15
Aanteekening op Openbaring 1 : 13—15.
Hij is de Zoon des menschen, alzoo is Hij den broederen in alles gelijk geworden. Waar is een Heiland buiten Hem, Die ons vleesch en bloed deelachtig werd, Die niet Zijne zelfofferande ons in eeuwigheid volmaakt heeft? Hem, des menschen Zoon, komt alle heerschappij toe; dezen Mensch, als den tweeden Adam, komt de heerschappij toe en ook het laatste oordeel.
Yers 13 „En in h e t m i d d e n v a n de z e v e n k a n d e - l a r e n E e n e n , d e n Z o o n d e s m e n s c h e n g e l i j k z i j n d e , b e k l e e d met een l a n g k l e e d t o t do v o e t e n , en o m g o r d aan de b o r s t e n met e e n e n g o u d e n g o r d e l ." Hij is bekleed met een lang kleed tot de voeten, — naakt hing Hij aan het kruis en toog zoo de vijandelijke machten uit; nu heeft Hij alles aan Zijn lichaam, als een koning, ook hemel en aarde. Hij draagt alles als een kleed. Zoo zijn wij in Hem volkomen bedekt en zullen niet naakt bevonden worden, wij, als leden aan Zijn lichaam. Hij is omgord aan de borsten met eenen gouden gordel. (Gordel: teeken van macht; omgord: gereed om te handeiep als Koning.) Zoo houdt Zijn geloof het kleed heerlijk bijeen, waarmee Hij ons in Zich bedekt.
Yers 14. „En Z i j n h o o f d en h a a r w a s w i t , g e l i jk a l s w i t t e w o l , g e l i j k s n e e u w . " Waar is dan onze blanke reinheid anders dan op dit ons gezegend Hoofd? „ Z i j n e o o g e n g e l i j k e e n e v l a m v u u r s . " Wie kan dan op Zijne geloovigen eene smet werpen, die Hij niet terstond afwischt? en wie, die van onder Hem weghoereert, zal het bij Hem kunnen uithouden?
Yers 15. „ E n Z i j n e v o e t e n w a r e n b l i n k e n d k o p er g e l i j k " , — waar is onze vastigheid dan anders dan in het geloof aan Zijnen Naam? „ Z i j g l o e i d e n a l s in e e n en o v e n " , — zoo is dus de loutere vastigheid in Hem tegen elke vuurproef bestand. (Rom. 5 : 1 en 2; Ef. 3 : 8 ; Hebr. 6 : 1 1 — 20.) „ Z i j n e s t e m w a s a l s e e n e s t e m v a n v e le w a t e r e n " , — en wee dengene, die Hem, Die van uit den hemel spreekt, veracht; Zijn bloed spreekt betere dingen dan het bloed van Abel.
Maer de vrome sullen verblijden
In God den Heere al te saem:
En sij die staen op sijnen Naem,
Sullen sijn eer tot allen tijden
Alsins belijden.
(Ps. 64 : 10 bij Petrus Dathenus.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1896
Amsterdamsch Zondagsblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1896
Amsterdamsch Zondagsblad | 12 Pagina's