Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis der Waalsehe Gereformeerde Gemeente te Frankendal. (3e Gedeelte.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschiedenis der Waalsehe Gereformeerde Gemeente te Frankendal. (3e Gedeelte.)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vóór wij afscheid nemen van de 16d e eeuw, willen wij nog eenen blik werpen op de nijverheid der jeugdige stad, tot welker bloei de Walen ruimschoots het hunne hadden bijgedragen. l)r. Will, wiens voortreffelijke monographie hoofdzakelijk op betrouwbare oorkonden steunt, zal daarbij onze wegwijzer zijn.
Deze schrijft bladz. 21 vv. : „Wanneer wij eerst eenen blik slaan op het industriëele leven der jonge stad, dan gelooven v jj ons in eene Hollandsche of Belgische fabriekstad verplaatst, aan do weefstoelen van Brussel en Antwerpen, in de laken- en tapijtweverijen van Henegouwen, want hier in de pas ontstane snid had de Nederlandscho nijverheid haren zetel opgeslagen.
Reeds vroeg nam de lakenweverij, het hoofdmiddel van bestaan der eerste uitgewekenen, hier zeer op. Adriaan van (Jiminxloo had deze kunst het eerst uit Brussel herwaarts gebracht; zij werd dankbaar aanvaard als eene schoone gave Gods, welke Hij tot den bloei van het vlek geschonken had, als een goed middel tot welzijn en nut der Gemeente. De lakenwever» hadden reeds in 1573 een reglement en hun bedrijf stond onder nauwlettend toezicht van den raad. Eerst in 1581 vormden zij een gilde en ontvingen van Johann Casimir een nieuw reglement.
Uit Henegouwen, Artois en Luik voerden de Waalsche uitgewekenen de tapijtfabricatie in, waardoor zij niet weinig naam maakten. Zij maakten een derde deel der bevolking uit.
Onder de verdrevenen, welke zich hier nederzett'en, waren ook een groot aantal goud- en zilversmeden, die mede, hoewel eerst den 315 l°" Januari 1596, van Friedrich IY een reglement ontvingen. Zij vooral verheugden zich in voorspoed en welvaart. Diegenen van hen, die elders reeds zelfstandig hun bedrijf hadden uitgeoefend en om hun geloof en de ware belijdenis verdreven waren, zouden onvoorwaardelijk in hun gilde worden opgenomen, zij behoefden geen proef-of meesterstuk te leveren; die echter alleen om gewin en op hoop van een beter bestaan te zullen vinden zich hier kwamen vestigen, en geen patroon geweest waren, moesten eerst 2 jaren bij eenen meester werkzaam zijn, daarna ook een proefstuk vervaardigen, — een eenvoudig zilveren vat met deksel en voet, en bovendien eenen gouden ring met eenen diamant of robijn, gesneden en geemailleerd, — dat door de overlieden van het gilde moest goedgekeurd worden.
De nijverheid, die zich in onze stad ontwikkelde, werd door de vorming van gilden merkbaar bevorderd. Wat echter aan al de bedrijven het hechtste fundament gaf, dat was de strenge orde en tucht, waaronder het burgerlijk en kerkelijk leven der inwoners stond, als een noodzakelijk gevolg van de leer van den Hervormer Calviju Want het is geene duistere leer, de door de Gereformeerde Kerk beleden, alles beheerschendo leer van de souvereiniteit der Goddelijke genade, — zooals de tegenstanders van vroeger en later tijd altijd en immer weder uit onverstand of vijandschap beweren, — maar eene, die te allen tijde aan hare beljjders moed en kracht, troost en blijdschap gegeven heeft. Daarvan zijn ook onze Frankendalscbe kolonisten een bewijs Hunne strenge rustdagviering, hunne Godsvrucht, hunne verwerping van alle drinkgelagen bij familiefeesten en dergelijke gelegenheden, hunne eenstemmigheid in het burgerlijke en kerkelijke maakten Frankendal tot eene stad, welker aanzien in het begin der 17d c eeuw reeds zóó gestegen was, dat de erfgenamen van den beroemden Heidelbergschen theoloog Hieronymus Zanchius in eene opdracht aan den raad, het volk en de predikanten van Frankendal schrijven konden: „Wat vóór uwe aankomst slechts een klooster was, tot mesting van eenige vette monniken bestemd, dat is nu eene stad met ongeveer 1200 burgers met schoone gebouwen van allerlei aard, met kunstige machines, allerlei goederen enz. gevuld en versierd"
Richten wij nu onzen blik weer in 't bijzonder op het kerkelijk leven onzer Gemeente, zoo valt ons oog in het eerste vierde gedeelte der 17ü u eeuw vóór alles op eene reeks van voortreffelijke predikanten, die als trouwe herauten der Goddelijke waarheid deze voorgestaan hebben. Wij noemen in de eerste plaats P a u l T o u s s a i n of T o s s a n u s , den zoon van den beroemden Heidelbergschen professor Daniël Toussain, die •van 1600 tot 1608 hier werkzaam was, later professor en lid •van den kerkeraad te Heidelberg, ook Paltsisch afgevaardigde op de algemeene Synode der gereformeerde Kerk te Dordrecht, gedurende den oorlog te Hanau, van waar hij in het jaar 1631 naar Heidelberg terugkeerde, in welke stad hij in 1634 stierf. Ook als wetenschappelijk theoloog en philoloog heeft hij zich met roem onderscheiden, zooals de Lexica getuigen Te Frankendal stond hem in den dienst des Heeren trouw ter zijde de „miniatre" C h a r l e s de P r é s Beiden zijn zij aanwezig op de synode der vreemdelingengemeenten, welke den 19':'" November 1600 te Frankendal gehouden werd, zooals de •desbetreffende akten aantoonen. In aangelegenheden der Vlaamsche Gemeente te Frankfort werden op deze synode „Mr. Paul Tousaain, Docteur en théologie et ministre frangois, et Gaspar Heidanus, ministre fiamand a Frankenthal" gemachtigd, met den Graaf van Hanau te onderhandelen, die zich bereid verklaarde, hen zoowel als hunne Fransche broeders in de kerk te Bockenheim hunne godsdienstoefeningen te laten houden.


1) Op de beteekenis van dezen man in de geschiedenis der Walen •wordt opmerkzaam gemaakt in het werk van Lic. theol. F. "W. Cuno, F. J u n i u s der A e l t e r e , Amsterdam, Scheffer & Co, 1891, blz. 209 vv., waarheen wij den belangstellenden lezer verwijzen.


Op de 11 Augustus 1602 te Frankendal vergaderde classis zijn behalve Tossanus en De Pres ook de „anciens de 1'égliae fran^oise de Frankenthal Francois le Yeau et Jean Rinshoul" tegenwoordig. Na Tossanus en De Prés worden als predikanten der Waalsche Gemeente vermeld: P i e r r e M i c h e l e t van Metz, tot 1610 predikant te Chatillon aan de Loire, en < i o d e f r o i Hot ton, een kind der Frankendalsche Gemeente, die nog do eerste jaren van den grooten Duitschen oorlog hier beleefde, totdat hij, om aan de verdrukking door de Spanjaarden te ontkomen, vluchtte en eene plaats bij de Fransche Gemeente te Bremen vond, van waar hij zich later naar de Nederlanden begaf. Van Ilotton hebben wij een „Traité de 1 union et la reconciliation des Eglises évaugeliques de 1'Europe". Dit werk is ook verschenen in eene Latijiische en in eene Duitsche vertaling (Amsterdam 1647). Met hem vertrok uit Frankendal ook de schoolmeester zijner Gemeente, Jacques Cordier. De Spanjaarden toch hadden in het jaar 1629 de uitoefening van den protestantschen eeredienst, dien zij tot dusverre nog geduld hadden, schoon onder onnoemelijk veel gekwel van de zijde der door hen medegebrachte Jezuïeten, geheel verboden.
Van eenen anderen Franachen schoolmeester, Thomas Theriel •van Marsal, een stadje in Lotharingen, vinden wij beschreven, dat hij reeds in het begin van het jaar 1621 door de beroeringen van den oorlog uit Frankendal werd verdreven. Ten minste dit deelde hij mede, toen hij den 31BtCM Januari van hetzelfde jaar in de DuitBche rijksstad Straatsburg in den Elzas verzocht, hem aaij te stellen in de plaats van eenen zieken onderwijzer, dewijl hij wegena zijnen godsdienst niet in zijn Roomsche vaderland mocht komen. De waarheid is echter, dat hij, wegens het geven van onderwijs zonder verlof van overheidswege, uit Frankendal verwijderd was geworden, gelijk reeds in November 1603 was voorgevallen met eenen zekeren Bartholomaeus von Rentergem, die aan het hoofd van eene Fransche school te Frankendal stond en wien een proces werd aangedaan, daar de Keurvorst slechts aan drie scholen aldaar recht van bestaan verleend had. t. w. aan de IloUandsche, de Waalsche en de Duitsche. Het verzoek der Vlamingen, eenige jaren later gedaan, om weder eene Fransche school in het leven te roepen, onder voorwendsel dat de Waalsche schoolmeester Jacob de Grey niet alle leerlingen meer onderrichten kon, werd wederom afgewezen Hierop schijnt men het op zijn eigen houtje, met ongeëxamineerde Fransche schoolmeesters, zooals genoemde Theriel er een was, beproefd te hebben.
Met het jaar 1623 begonnen de jaren van zware bezoeking voor de stad Frankendal. In dit jaar moest de stad aan de Spaansche infante voor achttien maanden tot borgstelling gegeven worden. De Spanjaarden echter, eenmaal in het bezit der stad zijnde, die zij reeds in 1621 tevergeefs belegerd hadden, verlieten haar zoo spoedig niet weer. Een Spaansche, d. i. een militaire magistraat regeerde nu te Frankendal, en eene menigte monniken van verschillende orden maakten, beschermd door de overheid, propaganda onder de kettersche inwonera, welker kerkgebouwen afgestaan moesten worden voor de uitoefening van den Roomschen eeredienst. Vruchteloos waren al de bemoeiingen van den edelen Joachim von Rusdorf, keurvorstelijk raadsheer van de Palts, tot bevrijding van de SpaanBche onderdrukkers. Dezen hielden zich hier staande tot 1632, waarna de stad in handen van de Zweden viel.
Met Ilotton was ook diens Waalsche ambtsbroeder Daniël Tossanus de jongere, evenals de overige predikanten en eene menigte burgers gedurende de jaren van druk, waarin ook nog de pest binnen de stad woedde, uit Frankendal gevlucht. Daniël Tossanus was na de herovering van Heidelberg door Tilly als lid van het kerkeraadscollege, met de overige leden: Jonker Conrad Paul, voorzitter. Michael Cellarius en Dr. Schumann, naar Frankendal getogen als de eenige Paltsiache stad, in welke nog de 1'rotestantsche godsdienstoefeningen gehouden mochten worden. Maar ook dit voorrecht hield in 1629 op.
De herovering van de Keurpaits door de Zweden in den herfst van 1631 en het in September 1632 volgende ontzet van Frankendal vervulde de achtergeblevenen met nieuwen levensmoed. Wel is waar werkte het bericht van den dood van den grooten Koning der Zweden verlammend op de arme bewoners van de Keurpaits, vooral toen spoedig daarop ook hun ongelukkige Keurvorst Friedrich V stierf; maar Paltsgraaf Ludwig Philipp trachtte, als voogd van zijnen minderjarigen neef, den oudsten zoon van Friedrich V, met krachtige hand de geheel en al vervallen Kerk van het Keurvoratendom weder te herstellen. Den 26ste" Juli 1633 werd het kerkeraadscollege te Heidelberg weder opgericht, hetwelk van nu af do vacante predikantaplaatsen weder trachtte te bezetten Eene menigte vluchtelingen keerden weder in het bevrijde vaderland terug; onder de Gereformeerden in Schotland werd voor hen eene collecte gehouden, die veel opbracht; daardoor en door eenen gezegenden oogst in den zomer van 1634 schenen zij in staat te zullen gesteld worden, kerk- en schoolwezen, handel en verkeer spoedig weder in den vorigeu staat te heratellen. Doch de nederlaag der Zweden bij Nordlingen, den 26sl™ Augustus 1(534, veranderde met éénen slag den toestand. Nu werd de Palts weder een tooneel van roof en plundering. Nog bood de vesting Frankendal, sedert korten tijd de residentie van de weduwe van Friedrich V, en zetel van het Paltsisch regentschap, eenige beschutting. Ludwig Philipp was echter op den duur niet in staat de vesting tegen de keizerlijke troepen te verdedigen. Den 8, t e" October 1635 gaf zij zich over, nadat de regeeringsraden met den Regent gevloden waren, met zich voerende het lijk van den ongelukkigen koning van Boliemen1 ) , dat reeds langen tijd onbegraven in do Duitsche Gereformeerde kerk gestaan had Wederom trok er Spaansche bezetting binnen, met welke de vroegere ondraaglijke toestanden terugkeerden. Op ongehoorde wijze werden de burgers behandeld, en de geloofsmoed, waarmede zij trots alle hindernissen aan hunne Belijdenis ook in deze zoo moeilijke dagen getrouw bleven, is bewonderenswaardig. In deze dagen werkten oenen korten tijd in de Waalsche Gemeente als predikanten: J e a n V i c t o r i an L e i s I e r en A d a m P r e u e l , door de oorlogsfurie hierheen gedreven; zij werden door collecte-gelden, uit Engeland en Nederland gezonden, onderhouden. Van 1640 af tot na den Westfaalschen vrede vinden wij onze Gemeente, voor zoover zij nog bestond, van herderlijke verzorging ontbloot.
Na liet jaar 1650 keerden ook te Frankendal geregelde kerkelijke toestanden terug, terwijl vele der gevluchte burgers teruggekeerd waren Als eerste predikant der Walen in dezen tijd vinden wij J a c q u e s H e u s c h genoemd Spoedig was de tegenwoordige Gemeente het middelpunt voor de naburige Walen; in 1652 komt de Mannheimsche Gemeente als onderhoorig aan de Frankeitdalsche voor. De laatste herstelde zich in korten tijd, zoodat reeds in 1658 bij den dood van Heusch weder twee predikanten konden aangesteld worden, t. w. B u r k h a r d M i i l l e r en S a m u e l P e r r o t . Doch laatstgenoemde zag zich genoodzaakt als tweede predikant den 9dc" Mei 1667 zijn ontslag te nemen, wijl de Gemeente door de in den aanvang dezes jaars woedende pest zoodanig was geteisterd, dat zij niet in staat was twee zielzorgers te onderhouden. Müller bleef echter op zijnen post tot aan hot rampjaar 1689 Van 1681 af werd hij door S a m u e l P o i t e v in als tweeden predikant tot aan het einde des jaars 1688 bijgestaan. Diens verscheiden vermeldt het kerkeboek met de volgende eenvoudige woorden: „Le 18 de Decembre 1688 Mons. Samuel Poiteuin, un de nos pasteurs, ayant élé nialade enruion quatorze iours et aedifié par ses saints discours auant son trepas tous ceux qui le sont uenus uoir, est mort cretienenient". (D. i.: „Den 18'len December 1688 is de Hoer Samuël Poitevin, een onzer predikanten, na ongeveer veertien dagen ziek te zijn geweest, en door zijne heilige gesprekken allen, die vóór zijn afsterven hem kwamen bezoekeu, gesticht te hebben, als eou Christen overleden.)
De laatste aanteekeuiugen in het kerkeraads-notulenboek van de Walen, 't welk de predikant Müller in het jaar 1658 aangelegd had, vergunnen ons nog eenen blik te slaan in de dagen van nood en vreoze, welke de verwoesting der stad voorafgingen. Don 3dc" Januari 1689 vergaderden de kerkeraden der drie Gereformeerde Gemeenten in het Vlaamsche zittiugslokaal, om te beraadslagen wat zij zouden antwoorden op het voorstel van don magistraat, betreffende den eisoli van 5000 gulde n oi lO.OOi) francs, welke de Markies do Freselieres, generaal dor artillerie, in naam zijns konings van de stad verlangde. Men kwam ten slotte overeen, dat de Duitsche en de \ laiirnsche diaconie beide evenveel en de Waalsche, dewijl hare leden zeer arm waren, eene kleinere som daartoe zouden bijdragen ; evenwel zou men tot bijeenbrenging van het bedrag hulp zoeken bij de Fransche en Vlaamsche Gemeenten te Frankfort.
De laatste handeling, in het notulenbjek vermeld, is van den 5 " " Mei 1689. Zij is onderteekend door de ouderlingen der Waalsche Kerk: Isaac Moclairo en Jean Philippi, en de diakenen François Moclaire en Jac. Ilorni Spoedig daarop werd de stad door de Franschen bij hunnen aftocht, nadat zij haar maanden lang gebrandschat hadden, geplunderd en daarna verbrand. Over de onbeschrijfelijke ellende, die toen de Fransche rotgezellen hier, evenals in Worms en in de gezegende landouwen van de Palts en elders, aanrichtten met moorden en branden, liet zich een Wormser onderwijzer in heiligen toorn aldus uit :
Ach, waart gij niet tot rust te brengen,
O volk, dat uit den afgrond kwam ?
Neen, neen, gij moet zoo razend woeden !
Vervloekt zij, boos gespuis, uw naam,
Vervloekt zijn uwe booze daden,
Vervloekt, wie 't vuur heeft aangeblazen!
Ach ziet, hoe staan de bedehuizen In brand,
ai ziet den rossen gloed !
Gij vijanden van God en van den Keizer,
Hoe? hand'len Christ'nen dan aldus?
Ook zelfs de Turk zegt zonder twijfel
Dat gij gevleesde duivels zijt.
Zoo was dan voor de tweede maal de welvaart van Frankendal verwoest, en wel erger dan de eerste maal Zijne inwoners zochten bun heil in de vlucht. Onze Walen trokken met hunnen predikant Müller en den Mannheimschen leeraar Péricard naar Hanau, en van daar naar Maagdenburg, waar zij ook het kerkelijk archief in veiligheid brachten, alsmede hunne goederen Slechts weinigen, ongeveer 20 Waalsche familiën, welke zich gedurende de dagen der verwoesting verborgen hadden in de kelders en in de omstreken van Frankendal, bleven in de ontredderde stad met eenige andere bewoners achter, en bouwden zich later op de puinhoopeu nieuwe woonhuizen. Toch duurde het eene reeks van jaren, eer eenige der gevluchte Walen terugkeerden, en zich alzoo weêr eene Gemeente vormde. Afgezien van den kommervollen tijd, hield nml. de Keurvorst Johann Wilhelm, een in jezuïetischen geest opgevoede vorstt door allerlei afschrikwekkende verordeningen de Walen, en in 't bijzonder de door de opheffing van het Edict van Nantes uit Frankrijk verdrevene Gereformeerden, ten believe van den koning van Frankrijk, van de grenzen zijns lands verwijderd; ja zelfs liet hij in het jaar 1698 alle binnengeslopen Franschen te gelijk uit zijn land verbannen Wel is waar veranderde hij in het volgende jaar van taktiek ; -iu dat jaar toch hergaf hij aan de drie Gemeenten de vrije uitoefening van hunnen godsdienst, ten einde den wederopbouw der verwoeste steden, voornamelijk ook van do stad Frankendal, te bespoedigen en de gansohelijk te nietgegane nijverheid weêr te doen opleven. Maar het kerkelijk schrikbewind, dat deze keurvorst uitoefende ten gunste van de weinige Roomsche onderdanen, die hij iu het bezit der Gereformeerde kerken liet deeleu, was niet bevorderlijk aan een herleven van Kerk en School, van handel en verkeer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Geschiedenis der Waalsehe Gereformeerde Gemeente te Frankendal. (3e Gedeelte.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's