Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking van Efeze 1 : 2—6. (3de Gedeelte.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking van Efeze 1 : 2—6. (3de Gedeelte.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Genade zij u eu vrede van Go<l, onzen Vader, en den Heere Jesus Christus! Gezegend zij de God en Vader onzes Heeren Jesus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den hemel in Christus: gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, vóór de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijo voor Hem in de liefde : Die oos te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kioderen, door Jesus Christus, in Ziefazelven, naar het welbehagen van Zijnen wd ; tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde."

Bepalen wij nu in de tweede plaats onze aandacht bij het zegenen van den Heere door ons.
De Apostel schrijft: „ G e z e g e n d z i j d e G o d en V a d er o n z e s H e e r e n J e s u s C h r i s t u s ".
Wat is dat: den Heere zegenen? Het is: Hem goed heeten. Het van heeler harte in stilte of ook luide uitroepen : De Heere is goed, Hij alléén! Het is: Hem loven en prijzen, roemen en eeren. Het is de erkentenis: den God en Vader onzes Heeren Jesus Christus komt toe de eer en aanbidding, de heerlijkheid in alle eeuwigheid; Zijn Naam zal alléén hoog verheven zijn; want Hij heeft ons gemaakt tot Zijn volk, en niet wij.
Reeds is gezegd, dat het zegenen Gods de oorzaak is van het zegenen van den Heere door ons. Waar God ons zegent, ons goed heet iu Christus Jesus, daar brengt dat niet teweeg, dat wij onszelven vleien en zegenen, dat wij ons nu gaan beroemen als bekeerde, vrome, heilige lieden. Integendeel, waar Gods hand ons arme zondaren verbrijzeld heeft door Zijnen genadigen zegen, daar is het hart verbroken geworden, er is hartgrondige verootmoediging voor des Heeren Aangezicht; wij kunnen niets anders zeggen dan: „Gij, Heere, zijt goed, Gij zijt een barmhartig en genadig God, groot van goedertierenheid en weldadigheid. Gij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden". Neen, daar is geen lieven en loven van eigen naam en deugden; maar daar gaat onze naam van de lijst der vromen af, daar ontvallen ons al ouze gerechtigheden, en als een goddelooze, die zich alléén door vrije ontferming behouden weet, is er geen andere lof in ons hart dan de Naam des Heeren Heeren, daar roemen wij Zijne gerechtigheden; wij zegenen den God en Vader onzes Heeren Jesus Christus, Die aan ons gedacht heeft in den eeuwigen raad Zijns vredes. Die, lang vóórdat wij geboren waren, ons aan Zijnen lieven Zoon gegeven heeft, opdat Hij ons zalig maken zou van onze zonden.
Het zegenen van den Heere door ons bestaat dan ook niet daarin, dat wij Hem door onze gaven iets toebrengen. Het bestaat niet in dat schoonklinkende zeggen en schijnbaar goede voornemen : „ De Heere heeft zooveel voor ons gedaan; nu moeten wij ook wat voor Hem doen". Och, dat is 's werelds taal, menschenwerk, 's vleesches doen; daarbij gaat men op in zijne eigene goede werken, en de arbeid van Christus, het werk Gods, dat Hij gedaan heeft, is al ras uit het oog verloren. Daarbij meent men iets voor den Heere te zijn geworden, iets voor Hem te vermogen, iets voor Hem te beteekenen; en het wordt geheel voorbijgezien, dat wij, die door God gezegend zijn met alle geestelijke zegening, alzóó gezegend zijn in den hemel in Christus, wat ons juist tot niet maakt in ouszelven, en ons leert, dat niet wij den Heere dienen, maar de Heere ons dient.
Het zegenen van den Heere, den God en Vader onzes Heeren Jesus Christus, door ons bestaat dan niet in die vleeschehjke dankbaarheid, die als heiligmaking en wel als een afzonderlijk stuk bij de rechtvaardigmaking komen en dienen moet, om ons eigenlijk eerst goede Christenen te maken en te doen blijven, zooals de vrome wereld beweert en wil. Zoodanig beweren is niet uit den Heiligen Geest, niet naar de Heilige Schrift, en zulk een doen loopt uit op eigen eere; en daarbij houdt men onder schijn van heiligheid de ongerechtigheid aan de hand. De Apostolische uitspraak in dit Vers, derhalve het getuigenis Gods, des Heiligen Geestes, zegt ons ten klaarste, dat het geheel onzer zaligheid, goed te zijn en goed te blijven in de oogen Gods, in Zijnen zegen begrepen is. De dankbaarheid die op de school des Heiligen Geestes geleerd wordt, is dan ook eene gansch andere. Deze leert den niensch met het eigen „ i k " en al zijne werken in den dood te gaan, opdat alzoo het leven Gods openbaar worde met al zijue vrucht, zooals liefde, blijdschap, zachtmoedigheid, matigheid, vrede.
Zoo bestaat dan het zegenen van den Heere door ons allereerst daarin: dat wij de zegening Gods in Christus Jesus als eenen door ons geheel verbeurden en onverdienden zegen, als vrije genadegave, door Christus ons verworven, erkennen, des Heeren heil als Zijn heil begroeten, waarbij wij in het stof vallen en aanbidden, zeggende: „ W e l k een God zijt Gij, Heere! dat Gij hebt willen omzien naar een arm en verkeerd schepsel, dat nooit naar U gevraagd heeft, maar U steeds den rug heeft toegekeerd. Welk een ontfermer zijt Gij, o God, dat Gij mij ellendig zondaar hebt willen redden uit den afgrond des verderfs, waarin ik mij moedwillig gestort h a d ! " En met dat prijzen van Gods ontferming, met dat loven van Zijne onuitsprekelijke gave, gaat gepaard het gestadig smeeken: „Heere! behoud en bewaar mij! wil mij vasthouden aan Uwe genadige en trouwe hand, opdat ik U niet vergete, U niet verlate". Dit zegenen is een verkondigen van Gods deugden, van Zijne gerechtigheid, genade, trouw en macht; een roemen en eeren \an Gods werk, van Zijnen zegen in Christus Jesus, dat Hij het gedaan heeft en doen zal, alles wat tot het leven en de godzaligheid behoort.
Geven wij echter wel acht, dat dit zegenen, dit erkennen en roemen, geene verstandszaak is. Het bestaat niet in bespiegeling en beschouwing, het is geene mondbelijdenis, geene lippentaal slechts, maar het is zaak des harten, van het geheele leven. Daarom is het in de tweede plaats een zegenen met woord en daad, met mond en hart. Het is taal des harten, die spreekt: „ W a t zal ik den Heere vergelden voor al Zijne weldaden? Ik zal den beker der verlossingen opnemen en den Naam des Heeren aanroepen", d. i. den Naam van den God en Vader ouzes Heeren Jesus Christus.
Bij dengene, die den Heere zegent, is ware vreeze Gods; hij beeft voor het Woord en het gebod des Heeren; hij acht dus de zonde niet gering, maar neemt het nauw, zeer nauw met de gerechtigheid Gods; het is zijn ernstig voornemen, niet alleen naar sommige, maar naar alle geboden Gods te l e v e n ; hij. is bang, dat de Naam Gods om zijnentwil zal gelasterd worden. En terwijl hij voortdurend zich hij God moet aanklagen over zonde en schuld, over onverstand en verkeerdheid, en, ach ! zich zóó machteloos bevindt in den strijd tegen den duivel, de wereld en zijn eigen vleesch, drijft hem de Heilige Geest juist in en door den nood tot het aanroepen van den Naam des Heeren, tot het gebed: „ H e e r e ! begeef mij niet! Leid mij in het spoor der gerechtigheid om Uws Naams w i l !" ü , hij weet: zonder God is alles ellende, en komt hij daarin om. Zonder den Heere kan hij niet leven. Alléén in den zegen van den God en Yader onzes Heeren Jesus Christus weet hij zich bewaard, alléén veilig tegen zonde en wereld en alle macht der hel.
Zoo is dan het zegenen van den Heere door ons niet een werk, niet een doen naar vleeschelijke kracht en wijsheid; maar, wil men het een doen noemen, — en het i s een doen, d. w. z. geen praten, maar leven, — welnu, het is het doen des Heiligen Geestes, Die door nood en ellende heen ons tot God heendrijft, om in onze hulpeloosheid en ledigheid vervuld te worden uit Zijne volheid in Christus Jesus, en alzoo in onzen honger en dorst naar genade en gerechtigheid gevoed en gelaafd te worden uit den overvloed Zijner geestelijke zegeningen in den hemel in Christus.
Gelijk nu de zegen Gods in Christus op ons neerdaalt, zóó gaat ons zegenen in en door Christus tot God op. Gebed en smeekingen, roemen en prijzen, het geschiedt steeds zóó, dat het oog des harten Christus aanschouwt: het Lam, dat aan Gods gerechtigheid voldaan heeft. Bij ons als uit ons is het eene geheel bedorvene zaak; maar uit God in Christus mogen wij roemen in eeuwigen zegen, eeuwige verlossing en zaligheid. Dies leert de Heilige Geest dit als den grondtoon van ons zegenen: „Niet ons, niet ons, o Heere! maar Uwen Naam geef e e r e ! " - - l o o f t Hem, prijst Hem, want alléén goed is de God en Yader onzes Heeren Jesus Christus. En wèl ons bij dezen God en Yader; onder Zijnen zegen kan het ons niet kwalijk gaan, in tijd en eeuwigheid niet. Al is ook al het zichtbare ons tegen, en komen al de vijanden onzer ziel ons aanvallen, - Hij, Die vóór ons is, is sterker dan allen, die tegen ons zijn.
Hoe, in welken weg, komen wij er nu toe, den God en Yader onzes Heeren Jesus Christus te zegenen?
Het geschiedt in wegen van nood en druk, van ellende der ziel en des lichaams. Wij leeren het, als alle afgoden, waarop wij ons verlieten, en alle krachten, waarop wij bouwden, ons bedrogen en beschaamd hebben, en wij daarentegen ervaren, dat Guds trouw, genade en waarheid zijn staande gebleven.
Dat had ook de Apostel Paulus geleerd; hij was met al het zijne, met alle vleesch te schande geworden; maar des Heeren genade, trouw en waarheid hadden hem niet begeven. Zie, zóó heeft hij geleerd te prediken Gods lof en Zijne werken te vertellen, te schrijven: „Gezegend zij de God en Vader onzes Heeren Jesus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den hemel in Christus". Op dat getuigenis amen te zeggen, met dezen lof in te stemmen, dat hebbe ons de Heilige Geest geleerd, en wij zullen eeuwiglijk zingen van Gods goedertierenheden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juli 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Overdenking van Efeze 1 : 2—6. (3de Gedeelte.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juli 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's