Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking van Efeze 1 : 2—6. (4e  Gedeelte.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking van Efeze 1 : 2—6. (4e Gedeelte.)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gt-nade zij u eu vrede van God, onzen Vader, eu den Heere J e s u s Christus! Gezegend zij de God en Vader onzes I l e e r en J e s n s Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegeuing in den hemel in Christus; gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, vóór de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig eu onberispelijk zijn voor Hem in de liefde : Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jesus Christus, in Zichzelveu, naar het welbehagen van Zijnen w i l ; tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde."

Onze God is in den hemel; Hij doet al wat Hem behaagt. Hij hangt van niets en van niemand af, maar alles van Hem. De machtigen der aarde mogen zich verheffen, en denken, dat zij kunnen doen, wat zij willen; zij mogen zich stellen tegen den Heere en Zijn Woord, — God voert Zijnen Raad uit, en alles moet Hem dienen. De Heere is onze Schepper en Souverein, ons levenslot is in Zijne handen, ja voor den tijd en voor de eeuwigheid. Hij kan behouden en verderven, verdoemen en zalig maken.
Het komt er voor ons op aan, dat wij dit gelooven. Welgelukzalig is het volk, wiens God de Heere is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren heeft. Elk ander volk is rampzalig, en stort met zijne afgoden in het eeuwig verderf.
Dat onze zaligheid afhangt alleen van Gods wil en ontferming, dat is het, wat ons Vers 4 predikt: „ G e l i j k H i j ons u i t v e r k o r e n h e e f t in Hem vóór de g r o n d l e g g i ng d e r w e r e l d , o p d a t wij z o u d e n h e i l i g en o n b e r i s - p e l i j k z i j n voor Hem in de l i e f d e " . Verkondigd wordt ons hier de leer der eeuwige vrije genadeverkiezing. Deze leer is steeds tegengestaan en bestreden door allen, die niet uit God geboren zijn. Aan haar is openbaar geworden de vijandschap van den duivel, de wereld en ons eigen vleesch. Nochtans, zij is waarachtig; en een iegelijk onzer zie toe, dat hij niet mededoe met de werkers der ongerechtigheid, die Gods heilsraad verdraaien en verwerpen tot hunne eigene eeuwige schade.
De Apostel Paulus houdt der Gemeente des Heeren hier de volgende dingen voor: God heeft ons uitverkoren vóór de grondlegging der wereld; God heeft ons uitverkoren in Christus Jesus; God heeft ons uitverkoren, opdat wij heilig en onberispelijk zijn voor Hem.
God h e e f t ons u i t v e r k o r e n vóór de g r o n d l e g - g i n g der w e r e l d.
Met ronde, duidelijke woorden is door den dienstknecht des Heeren, Paulus, uitgesproken, dat er eene uitverkiezing Gods is. Of een menschenkind in zijne vijandschap die uitspraak ook wil verwringen en verdringen, dat baat hem niet, — hij moet ze laten staan, zij is te klaar en beslist.
Wat is de verkiezing Gods? Boven Art. 16 van de Hederlandsche Gereformeerde Geloofsbelijdenis staat als opschrift: „Van Gods eeuwige verkiezing". Dit Artikel luidt aldus: „Wij gelooven, dat het geheele geslacht van Adam, door de zonde van den eersten mensch in verderfenis en ondergang zijnde, God Zichzelven zóódanig bewezen heeft, als Hij is, te weten: barmhartig en rechtvaardig. Barmhartig, doordien Hij uit deze verderfenis trekt en verlost degenen, die Hij in Zjjnen eeuwigen en onveranderlijken Raad uit enkel goedertierenheid uitverkoren heeft in Jesus Christus, onzen Heere, zonder eenige aanmerking van hunne werken; rechtvaardig, doordien Hij de anderen laat in hunnen val en verderf, waarin zij zichzelven geworpen hebben." Wat nu onze Belijdenis zegt, is geheel en al in overeenstemming met de Heilige Schrift, met Gods Woord. En wij houden daaraan vast, niet omdat de Kerk het zegt, maar omdat des Heeren Woord het leert. En als wij de Heilige Schrift opslaan, behoeven wij niet lang te zoeken naar de klaarste en meest afdoende bewijzen voor de waarheid dezer leer.
Al terstond moet het onze opmerkzaamheid trekken, dat wij overal in de Schrift eene scherpe lijn getrokken vinden tusschen het volk, waarvan de Heere spreekt: „Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op den Naam des Heeren betrouwen", en tusschen de overige menschenkinderen. Niet slechts het Profetisch getuigenis spreekt doorgaans van het overblijfsel, dat naar de verkiezing is, maar ook evenzeer het Apostolisch getuigenis, dat zich daarbij op de Profeten beroept. Zie bijv. bet 9"1® Hoofdstuk van Paulus' Brief aan de Romeinen.
Er staat geschreven (Spr. 16: 4): „De Ileere heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil; ook den goddelooze tot den dag des kwaads". En: „Er geloofden zoovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven" (Hand. 13 : 48). En de Heere Jesus Christus, door Wiens Geest de Profeten en Apostelen gesproken hebben, verklaart en bevestigt hun getuigenis nadrukkelijk, waar Hij in Zijn Hoogepriesterlijk gebed zegt: „Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die de Yader Mij gegeven heeft". Wie dit nu niet opmerkt en inziet, heeft het te wijten aan zijne eigene blindheid en vijandschap des harten; want Gods Woord is eenvoudig en duideljjk. Neemt men de leer der uitverkiezing uit de Heilige Schrift weg, zoo berooft men haar van hare éénheid; men keert de geheele heilsorde Gods om, en men zet eigen inzicht in de plaats van Gods openbaring, en men stelt zich boven God en Zijn Woord.
Maar ja, dat is juist de vijandschap van den van God afgevallen inensch, dat hij God niet als Souverein erkent en Zijne waarheid niet duldt. Van daar de haat tegen de leer der vrjje genadeverkiezing. „Gij zult als God zijn", dat satanswoord heeft de mensch geloofd; en dit lioudt hij zóó lang vast, totdat God het hom ontneemt. Ach, wij menechen gaan liever met de geheele wereld verloren, dan dat wij onze eigene wijsheid en kracht afleggen en ons in de handen van een ontfermend God werpen. God echter weet ons wel te verbrijzelen, wel klein te maken en te verootmoedigen, en daarbij handelt Hij naar het eeuwig voornemen van Zijneu wil, naar Zijn vrijmachtig welbehagen. De Apostel Paulus schrijft: „ H i j h e e ft o n s u i t v e r k o r e n vóór de g r o n d l e g g i n g der wer e l d " . Daarmede geeft hij te kennen, dat God niet vraagt naar de gezindheid of naar de werken eens menschen. Hij heeft in den eeuwigen Raad Zijns vredes niet aangemerkt wat wjj zijn of doen; Hij heeft niet vooruitgezien eene zekere goede gezindheid, goede gestalte of geloof bij degenen, die zalig zullen worden, en is daarmede te rade gegaan, zooals het Remonstrantisme beweert. Neen, dat is geene verkiezing; dat is geene daad van vrij welbehagen. Dat ware slechts eene vóórwetenschap, die de verkiezing als vrije daad van Gods liefde opheft. En Zijn Woord luidt immers: „Ik ben gevonden van degenen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten". Van alle eeuwigheid heeft de eeuwige God gezien en geweten, dat geen der menschenkinderen uit zichzelven ooit naar IIem vragen of tot Hem terugkeeren zou. Maar Hij zag alle vleesch van Hem afgeweken; Hij zag hen allen liggen in zonde en dood, in vloek en schande, door eigen schuld verloren. Zóó zag Hij hen voor Zijn Aangezicht vóór de grondlegging der wereld. En toen besloot Hij in Zijnen eeuwigen vrederaad, om tot Zijne eere en verheerlijking uit dit verderf te redden die Hij wilde, ja die H i j wilde, en niet die Hem wilden. Ach, ware dit laatste het geval, dan zou geen mensch zalig geworden zijn of zalig worden; want des Heeren Woord luidt: „Er is niemand, die God zoekt".....
Maar, vraagt men, ligt daarin niet eenige onrechtvaardigheid bij God, dat Hij verkiest wie Hij wil? Wjj antwoorden met den Apostel Paulus: Wie, o mensch, zal met God twisten? Is Hij niet de Heere des hemels en der aarde? Is Hij dan niet geheel en al vrij in Zijn willen en handelen? Bedenk toch: als gij in uw huis aan uwe tafel noodigt, dien gij wilt, zal dan de Heere God niet vrij zijn om in Zijn eeuwig Paleis op te nemen, dien Hij verkiest?!
Maar, —• zegt men wederom, — wij zijn menschen, en niet God! Juist! omdat wij menschen zijn en niet God, betaamt het ons, ons te buigen onder Zijn hoog bestel en Zijn Woord te eeren: „Mijn Raad zal bestaan, en Ik zal al Mijn welbehagen doen". Zie, de leer der eeuwige, vrije genadeverkiezing, die, hoe ook gelasterd, geloochend, miskend en verminkt, niet kan te niet gemaakt worden, leert ons, in welken stand wij ons voor God bevinden; zij predikt ons, dat wij menschen zijn, stof en assche, een niets voor den Heere; zondaars, die moedwillig gezondigd hebben en de heerlijkheid Gods derven; menschen, die door eigene schuld niet maar verloren gaan, maar verloren zijn En dat leert en predikt zij ons van Gods wege daartoe, opdat wij toch zullen bekennen, wat ellendige, goddelooze, doemschuldige schepselen wij zijn, en ons op genade en ongenade aan Zijne handen overgeven; opdat wij dus ophouden met het zelf-willen en loopen ter zaligheid, met zelfbekeering, en al onze goddelooze on vrome eigengerechtigheid afleggen, en aan den troon Zijner genade smeeken: „Heere! bekeer Gij ons! Ontferm, ontferm U over mij!"
Zoo verstaan wij het dan, dat de verkiezing Gods al onze verdiensten buitensluit, en dat er dies geen sprake kan zijn van eene mogelijkheid van zalig worden, als wij aan deze of gene voorwaarde voldoen, maar dat onze zaligheid uitsluitend afhangt van Gods wil en ontferming. O, het Evangelie Gods predikt ons de zekerheid der zaligheid van in zonde en dood verlorene menschen, uit vrije goedheid Gods. Het is de blijde boodschap: Uit genade zijt gij zalig geworden, en niet uit de werken, opdat niemand roeme. Die roemt, roeme in den Heere.
Maar, hoe komen wij tot die zekerheid ? „ G o d h e e f t ons u i t v e r k o r e n vóór de g r o n d l e g - g i n g der w e r e l d in C h r i s t u s J e s u s " , schrijft de Apostel. In Hem, in o n z e n H e e r e J e s u s C h r i s t u s, ligt dus die zekerheid, en zij wordt verkregen door een iegelijk, die gelooft. God sprak in Zijnen eeuwigen vrederaad tot Zijnen Zoon : Ga Gij heen en wees het heil van een zondig en schuldig volk; verlos hen van zonde en dood en hel; zoo mogen zij Uwe eeuwige erve zijn. Het is daarom, dat de Heere Jesus zoo gedurig in Zijne prediking en .Zijn onderwijs aan Zijne discipelen sprak van degenen, die Hem gegeven waren door den Yader. Dezen zijn Zijn bijzonder eigendom, ten eerste door de verkiezing Gods, doordat zij door den Yader aan den Zoon gegeven zijn, en ten tweede door Zijne zoenverdiensten, doordat Christus hen gekocht en verlost heeft door Zijn bloed en dood. Naar den eeuwigen raad des lieils is dan de verkiezing Gods in Christus, is in Zijn zoenoffer bevestigd. En zoo ligt het in den aard der zaak, dat óók de verzoening niet eene algemeene, maar bijzondere is; zooals dan ook de Heere Jesus gezegd heeft, dat Hij gekomen was, om Zijne ziel te geven tot eenen losprijs voor v e l e n , d. i. niet voor allen. De heilsorde van Gods eeuwig raadsbesluit is als eene gouden keten, waarvan de ééne schakel den anderen insluit en volgt; alles is vast aaneengesloten. De Apostel Paulus schrijft daarvan: „Die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt".
Maar waarom heet het: in C h r i s t u s uitverkoren? Wel, omdat Gods Raad der verkiezing gegrond is of rust op gerechtigheid. Wat God Zich voornam, wat Hij besloot, kan niet anders dan met Zijn heilig Wezen overeenkomen. Wilde Hij menachen, zondaars, goddeloozen redden, verlossen van zonde, schuld en straf, dan kon Hij niet voorbijzien de schending van Zijne eere, maar moest Zijne door onze ongehoorzaamheid beleedigde gerechtigheid handhaven. Doch, hoe zou dat geschieden ? Door den gevallen zondaar kon de eere en het recht Gods in eeuwigheid niet hersteld worden. Dat wist de Ileere God wel! Zou Hij dan Zijn afgevallen schepsel naar verdienste aan de eeuwige verderfenis prijsgeven ? Dat kon Hij vrij doen, en Hij behoefde geenen mensch, om Zijne zaligheid te verhoogen: Hij is de Volzalige en Volheerlijke. Maar Hij wilde dit niet; Hij wilde met zondaren Zijne zaligheid deelen, zonder hen niet zalig zijn. Zoo nam Hij dan een besluit, waaruit het blijken zou, dat Zijn wil ontferming, ééniglijk ontferming is ten opzichte van het behoud van zondaren. Het is dat hooge, ondoorgrondelijke Raadsbesluit Gods, volgens hetwelk Hij Zijnen eenigen, eeuwigen, geliefden Zoon in de wereld gezonden, en Hem, Die geene zonde gekend, geene schuld gemaakt en geene straf verdiend had, zonde en vloek gemaakt heeft voor ons, opdat wij zouden zijn rechtvaardig en gezegend in Hem. En ja, aan dezen Zoon van Gods eeuwige liefde, in Wien God ons heeft uitverkoren, is het wel openbaar geworden, dat Gods verkiezing eene daad is van vrije genade, van eeuwig welbehagen in menschen; want alle vleesch heeft in vijandschap tegen den Heere en Zijnen Gezalfde gewoed. Niemand heeft God in deze Zijne onuitsprekelijke gave geëerd. De Zoon alleen heeft God, Zijnen Yader, als den Gever van zoo groote zaligheid verheerlijkt, en Hij heeft de gerechtigheid en eere Gods hersteld, toen Hij als het onbevlekte en onstraffelijke Lam de zonde der wereld droeg. Zóó hebben wij „de verlossing door Zijn bloed, nml. de vergeving der misdaden, naar den rijkdom van Gods genade" (Vs. 7).
U i t v e r k o r e n in C h r i s t u s , het Lam, geslacht vóór de grondlegging der wereld. Buiten Hem, den Uitverkorene, Beminde Gods, is er voor ons geene begenadiging, geene ontferming voor God. Maar in Hem hebben wij den grond, den waarborg en de zekerheid onzer zaligheid naar het eeuwig voornemen van Gods wil. In het Boek des levens, dat voor Gods troon ligt, staat de Naam van Jesus Christus, onzen Heere, bovenaan. Hij is de Eerst- Uitverkorene. In Hem staat dus de verkiezing vast van al Gods gunstgenooten, en om Zijnentwil en door Hem staan in het Boek des levens de namen van allen, die Zijne zijn. Wie onzer het dan te doen is om de zekerheid zijner zaligheid, die zoeke daarvoor geene bewijzen in het vleesch, in zichzelven; maar hij raadplege Gods Woord, dit onbedrieglijk getuigenis, waarop de Heilige Geest hem wijst; en hij verneme des Heeren Jesus' roepstem: „Komt herwaarts tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven voor uwe zielen", hij hoore den Heiland zeggen: „Al wat de Yader Mij geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen".
Toen eens een melaatsche tot Jesus kwam en zich aan des Heeren vrijmacht overgaf met dé bede: „Heere, indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen", toen sprak de Heere Jesus : „Ik wil, word gereinigd". Neen, Hij wijst geenen ellendige af. Toen Hij op aarde rondging, alom goeddoende, zat Hij aan met tollenaars en zondaars, en Hij genas allen, die kwalijk gesteld waren en van allerlei ziekten bevangen. Hij maakte de blinden ziende, de dooven hoorende, de dooden levend, — en Zijn gebed luidde: „Heere des hemels en der aarde! Ik dank U, dat Gij de dingen van Uw Koninkrijk voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt ze den kinderkens geopenbaard. J a Yader, want alzoo is geweest het welbehagen voor U". Wat blijkt ons daaruit ? Dit, dat Plij naar Gods eeuwigen raad de Heiland is van arme, zwakke, hulpelooze, verlorene zondaars. Ja. goddeloozen, die slechts den eeuwigen dood verdiend hebben, zijn de voorwerpen van Gods vrije genadeverkiezing in Christus Jesus, en dezen worden de lippen geopend, om 's Heeren ontferming te loven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juli 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Overdenking van Efeze 1 : 2—6. (4e  Gedeelte.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juli 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's