Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

37. De landvoogdij van den Graaf van Leycester. (1ste Gedeelte..)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

37. De landvoogdij van den Graaf van Leycester. (1ste Gedeelte..)

III. Uit de geschiedenis van het Gemeenebest der Zeven Vereenigde Nederlanden.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wel donker was de toekomst van de Vereenigde Nederlanden bij den dood van Prins Willem I. Het was er verre van, dat de zeven noordelijke gewesten alle van vijanden gezuiverd waren. De stad Groningen was nog in 's vijands macht, die de Ommelanden, Friesland en Drente brandschatte. Overijsel en Gelderland, dat inwendig verdeeld was, werden uit Steenwijk en Zutfen bedreigd. Daarbij was Spanje nog altijd machtig; in 1580 was het nog met Portugal vergroot. En de Spaansche landvoogd, de Hertog van Parma, was zoowel een geslepen staatsman als een zeer bekwaam bevelhebber, die te beschikken had over een leger van 18000 voetknechten en eene aanzienlijke ruiterij, waartegenover de Vereenigde Provinciën slechts 3000 voetknechten en 2000 ruiters konden stellen. Het ergste echter was, dat wij bij onzen benarden toestand nu den Prins misten, wiens oogen altijd over alles gingen. Doch de Heere, die meer is dan alle prinsen, waakte over ons land eu wist ook door alle dwaasheid en zonde der menschen heen Zijnen raad te volvoeren.
Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Mechelen en een deel van Vlaanderen en Brabant droegen de regeering voorloopig op aan eenen in der haast opgerichten Raad van State. Aan het hoofd van dit regeeriugslichaam werd Graaf Maurits gesteld. Hoewel dit de aanleiding werd tot de latere verheffing van Maurits, treft het ons toch pijnlijk, dat men er nu in 't geheel niet meer van sprak, om overeenkomstig de bezegelde opdracht, die aan den Zwijger was ter hand gesteld, aan een zijner wettige zonen de souvereiniteit op te dragen.
Toch lag het stichten eener republiek misschien nog niet in de bedoeling der Staten. Evenals vóór en bij de afzwering (1581) zochten zij ook nu eeuen vorst, cm aan dezen de souvereiniteit op te dragen. Maar de vrees, dat men zonder buitenlandsche hulp geen stand zou kunnen houden, dreef tot zoodanige opdracht waarschijnlijk wel het meest.
Hoe het zij, de Staten-Generaal zonden gezanten naar Hendrik III, koning van Frankrijk, en boden hem de souvereiniteit over de Vereenigde Nederlanden aan, en wel onder veel aannemelijker voorwaarden, dan men te voren aan Oranje had gesteld. Doch Hendrik III had gelukkig de handen te vol aan de bevrediging van zijn eigen rijk, dan dat hij zich met ons kon bemoeien.
Intusschen schreed Parma steeds voort en nam stad op stad. Nadat zelfs Gent en Brussel hem in handen waren gevallen, sloeg hij het beleg ook voor Antwerpen. In de steden, die hij vermeesterde, gaf hij den Gereformeerden eenen tijd lang uitstel, om tot den Roomschen godsdienst terug te keeren. Die dit laatste niet verkoos, moest het veroverde gebied verlaten, en zóó werd Parma's vervolgzucht oorzaak van de ontvolking en verarming der zuidelijke Nederlanden. De uitgewekenen begaven zich meeat naar de noordelijke gewesten, die daardoor tot grooten bloei geraakten.
Het vooruitdringen van den Spaanschen landvoogd bracht de noordelijke Nederlanden niettemin in gevaar. Daarom wendden de Staten-Generaal zich thans tot Elizabeth, de protestantsche koningin van Engeland, wier belang het meebracht, door bescherming van de Nederlanden zichzelve tegen het Roomsche Spanje en Frankrijk te dekken. Elizabeth achtte het echter gevaarlijk de souvereiniteit over de Vereenigde Nederlanden maar dadelijk te aanvaarden en durfde zich ook zelfs niet tot bescherming verbinden, maar beloofde toch bij tractaat van 10 Augustus 1585 6000 man te zenden onder eenen Engelschen bevelhebber, die tevens als gouverneur-generaal den verwarden toestand in deze landen zou trachten te verbeteren, want de statenregeering had weinig klem. Tot waarborg voor terugbetaling van de oorlogskosten kreeg de Koningin Brielle, Vlissingen en het fort Rammekens in pand, terwijl zij ook bedong dat twee Engelschen zitting zouden hebben in den Raad van State.
Voor Antwerpen kwam deze hulp echter te laat. Na langer dan een jaar door Marnix van St.-Aldegonde, die er burgemeester was, te zijn verdedigd, moest deze stad zich aan Parma overgeven (1585). Yan nu af verlegde zich de handel van Antwerpen naar Holland (voornamelijk naar Amsterdam), dat zijnen ri|kdom bestendig zag wassen, niettegenstaande het de lasten van den oorlog had te dragen.
De Gereformeerden hier te lande die van het Roomsche Frankrijk zeer afkeerig waren, waren zeer verheugd over het verdrag met Elizabeth en zagen met verlangen de komst te gemoet van den man, die door de Koningin tot landvoogd en bevelhebber van de Engelsche hulptroepen was bestemd: R o b e rt D u d l e y , graaf van L e y c e s t e r . De Staten van Holland en Zeeland echter, die wij uit de dagen van den Zwijger als zeer aanmatigend kennen, werisohten nummer een te blijven en waren er daarom op bedacht den invloed van den landvoogd1 in hunne gewesten te beperken, nog eer hij hunnen bodem betrad. Te dien einde maakten zij 1 November 1585 Graaf Maurits stadhouder van Holland en Zeeland, waarbij later ook Utrecht kwam; en om Leycestera aanzien te verkleinen, noemden zij van nu af Graaf Maurits Prins van Oranjev ofschoon deze titel alleen toekwam aan Oranje's oudsten zoon en erfgenaam Filips Willem. Bovendien wist men te bewerken, dat voortaan de Staten-Generaal onafgebroken (permanent) vergaderden, waardoor de Raad van State, met welken Leycester zou regeeren, op den achtergrond moest raken.
Dit alles was het werk van J o a n v a n O l d e n b a r n e v e l t, toen nog pensionaris van Rotterdam, maar door zijne bekwaamheid als staatsman reeds destijds de ziel van de Staten van Holland, het hoofd van de geheime factie, die te voren deopdracht der souvereiniteit aan Prins Willem had zoeken te verhinderen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 april 1897

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

37. De landvoogdij van den Graaf van Leycester. (1ste Gedeelte..)

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 april 1897

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's