Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vraag en Antwoord 58.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vraag en Antwoord 58.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bepalen wij thans onze aandacht bjj het laatste der Twaalf Artikelen van ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof, dat aldus luidt: „ I k g e l o o f e e n e e u w i g l e v e n " . De Catechismus behandelt dit I2J e Artikel in Vraag en Antwoord 58: „ W a t t r o o s t s c h e p t g i j u i t h e t A r t i k e l van h et e e u w i g e l e v e n ? ' ' Antwoord: „ D a t , n a d e m a a l ik nu h e t b e g i n s e l der e e u w i g e v r e u g d e in m i j n h a rt g e v o e l , ik na d i t l e v e n v o l k o m e n e z a l i g h e i d bez i t t e n z a l , w e l k e g e e n oog g e z i e n , g e e n oor geh o o r d h e e f t , e n i n g e e n s m e n s c h e n h a r t o p g e k o m en i s , en d a t , om G o d d a a r i n e e u w i g t e p r i j z e n ".
Naar aanleiding van deze woorden staan wij eerst stil bij het beginsel der eeuwige vreugde, dat de geloovige in zijn hart gevoelt, en overwegen daarna, dat dit beginsel der eeuwige vreugde reeds de waarborg en voorbode is van de volkomene zaligheid na dit leven.
Door de zonde is de dood in de wereld gekomen; en zoo derft de mensch het ware leven; hij staat schuldig voor God; hij mist den waren vrede; zijn geweten verklaagt hem; hij ligt onder het oordeel Gods, en als hij sterft, dan gaat hij eene eeuwige rampzaligheid te gemoet. Zoo is onzer aller toestand van nature. Waarachtige vreugde en blijdschap kan er in dien toestand niet wezen. Wel kan de mensch zich door allerlei afleiding en wereldech genot voor eenen tijd hierbeneden vroolijk maken en opwinden, maar dat alles geeft hem geen beginsel van eeuwige vreugde; dat alles kan toch de ware blijdschap der ziele niet schenken; want wij moeten al het zichtbare achterlaten, aan dat alles komt een einde; dat alles kan ons hart niet vervullen met eene blijde hope voor de eeuwigheid; wij moeten toch sterven, wij moeten toch van hier.
Nu heeft het echter Gode behaagd allerlei arme, verlorene menschen, die ook allen dood waren in de zonden en misdaden, uit te verkiezen ten eeuwigen leven in Christus Jesus, Zijnen lieven Zoon; Hij heeft Zich van eeuwigheid over hen ontfermd en heeft hen gebracht en brengt hen nog tot het geloof in dien Zoon, in Wien hun het eeuwige leven is geschonken. Zoodra zij gelooven, zijn zij in Christus Jesus dit eeuwige leven deelachtig; want dan krijgen zij deel aan de vergeving der zonden, aan de gerechtigheid, die Christus voor hen heeft verworven, aan den Heiligen Geest en Zijne gaven. Dan gevoelen zij het beginsel der eeuwige vreugde in hun hart. Dan gevoelen zij in hun hart, en verheugen er zich over, dat de Heere Zich over hen heeft ontfermd; dat Hij aan hunne zonden in eeuwigheid niet meer gedenkt en niet meer op hen toornt; dan verheugen zij zich hierover, dat zij uit genade om Christus' wil tot kinderen Gods zijn aangenomen.
H e t b e g i n s e l d e r e e u w i g e v r e u g d e is dit, dat men zich verblijdt, dat, waar alle roem des vleesches wegzinkt en ontvalt, men roemen mag in zijnen God en Heiland! Ja, de Heere God vervult de Zijnen met het toevoorzicht op hunnen eenigen en algenoegzamen Zaligmaker, dat Hij hunne verlorene zaak geheel heeft in orde gebracht. Het hart smaakt het beginsel der eeuwige vreugde, als wij, te midden van alle gevoel van doemwaardigheid en ellendigheid in onszelven, den lleere Jesus in 't oog krijgen, en dan, steunende op hetgeen de Heere God ons in dien Zoon heeft geschonken, en ons, zooals wij zijn, verlatende op Gods eeuwig blijvend Woord, vervuld worden van blijde hope voor eene eeuwigheid. O, Christus is voor de Zijnen de opstanding en het leven; in en met Christus, ja door Hem, zijn zij aan den eeuwigen dood ontrukt; en zoo zullen zij allen leven, al waren zij ook gestorven. In en door Hem is hunne eeuwige schuld voor God bedekt; in en door Hem zjjn al hunne zonden verzoend en uitgedelgd. In en door Hem zijn zij verlost van den vloek der wet; in en door Hem zijn zij vrijgekocht van den dienst der zonde en des duivels; om Zijnentwil beërven zij de eeuwige zaligheid. Dat een arme, in ziehzelven verloren mensch dat leert inzien, dat hij dat gelooft, dat hij daarop „amen" zegt, — dat doet hem het beginsel der eeuwige vreugde in zijn hart gevoelen.
Gevoelt de geloovige dit beginsel der eeuwige vreugde steeds in zijn hart? Neen, geenszins, maar waar eenmaal het zaad des Woords in de ziel is ingezonken, waar eenmaal het levende, het zaligmakende geloof in het hart is gewerkt, daar laat de Heere het werk, dat Zijne hand begon, niet varen, daar blijft de Heilige Geest de verslagene en verootmoedigde harten der geloovigen troosten met Christus en Zijne verlossing, en zoo geeft de Heere dan het beginsel der eeuwige vreugde telkens opnieuw te gevoelen, te midden juist van allerlei nood en dood. Als de zonde eenen armen mensch aanvecht en belaagt, en de Ileere schenkt hem door Zijn "Woord en Geest deze belofte: „Zonde zal over u niet heerschen, wijl gij niet zijt onder wet, maar onder genade"; als men alles, alles heeft bedorven en telkens opnieuw bederft, en men verneemt het uit het Woord: „Ik heb verzoening voor u gevonden; al waren uwe zonden zoo rood als scharlaken, zij zullen wit worden als wol; Mijne genade is u genoeg"; als alle gerechtigheid in onszelven ons ontbreekt, en wij niets kunnen aanwijzen dan een groot schuldregister, en als wij dan gewezen worden op de gerechtigheid in Christus, op Zijne heilsverdienste, en daarop, dat Hij zegt: „Uwe vrucht is uit Mij gevonden"; — o! dan gevoelt men het beginsel der eeuwige vreugde. Dan kan men zich reeds hierbeneden grootelijks verblijden in het heil Gods; dan wordt de ziel reeds hierbeneden vervuld van vreugde over de eeuwige zaligheid, die haar in Christus .Tesus is geschonken en bereid. Ziende op haren Verlosser geniet de ziel dan reeds eenen voorsmaak van de eeuwige vreugde; in geloove betuigt zij het dan op grond van Gods Woord: „Christus leeft, en zoo leef ook ik".
Dat is eene vreugde, die de wereld niet geven kan, en dit bcinsel der vreugde is de waarborg en voorbade van de volkomene zaligheid na dit leven.
Waar hot beginsel der eeuwige vreugde in het hart wordt gevoeld, daar hebben wij, voor zoovelen wij ons alleenlijk op Christus verlaten, dezen troost, d a t wij na d i t l e v en v o l k o m e n e z a l i g h e i d z u l l e n b e z i t t e n , w e l k e g e en o o g g e z i e n , en g e e n oor g e h o o r d h e e f t , en in g e e n s m e n s c h e n h a r t g e k o m e n is, en d a t , om God d a a r i n e e u w i g te p r i j z e n . IIet ongestoorde, volkomene genot van het eeuwige leven vangt aan, als de geloovige sterft, gelijk immers de Heere Jesus ook sprak tot den moordenaar aan 't kruis: „Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn". Hierbeneden, in dit aardsche leven, is het nog maar een kennen ten deele; hierbeneden zijn wij in hope zalig; maar daarboven zullen wij onzen God en Heiland en de heerlijkheid onzer verlossing kennen, gelijk wij door den Heere gekend zijn; daarboven wordt de hoop verwezenlijkt, en wordt het geloof verwisseld in aanschouwen. Hierbeneden is nog veel lijden en nood, hierbeneden is nog zonde en strijd; hierbeneden zuchten Gods kinderen nog menigwerf in den aardschen tabernakel huns lichaams en klagen zij: „Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? ja, van dien veelvoudigen dood, van al die duisternis, van al die aanvechting?" Allerlei leed en droefheid dreigen vaak de ziel te overstelpen; allerlei versaagdheid en bestrijding houden in dit leven niet op. Maar door Jesus Christus, onzen Heere, blijft er hope, hope en troost des eeuwigen levens. Die God en Heiland, Die hierbeneden reeds het beginsel der eeuwise O O vreugde schenkt, zal ook de volkomene zaligheid schenken, eene zaligheid, die geen oog gezien, en geen oor gehoord heeft, en in geens menschen hart is gekomen, maar die Hij bereid heeft voor al degenen, die Hem liefhebben. IIet vleeschelijk oog heeft daar niets van aanschouwd, en het vleeschelijk oor verneemt er niets van; in het natuurlijke menschelijke hart is zulk eene zaligheid niet opgekomen! Neen, die eeuwige zaligheid, de eeuwige behoudenis van arme, doemwaardige, verlorene schepselen door Jesus Christus, onzen Heere, daarvan verstaat of begrijpt de mensch uit ziehzelven niets, maar het wordt ons geopenbaard door den Geest Gods, Die het ons doet verstaan uit het geschreven Woord, uit het Evangelie. Hiernamaals geene zonde, geen lijden, geen dood meer! Hiernamaals zullen alle tranen voor eeuwig van de aangezichten der gezaligden afgewischt zijn! Hiernamaals geene bestrijding des duivels, der wereld en geen strijd meer met onzen zondigen aard; hiernamaals geene duisternis, geen nacht meer, maar volkomene verlossing van alle banden der zonde, een eeuwig leven in eeuwig licht bij onzen God en Heiland. En waartoe zulk eene volkomene zaligheid? O, hiertoe: om God daarin eeuwig te prijzen, eeuwig te prijzen voor Zijne wonderbare, machtige verlossing, die Hij ons geschonken heeft naar Zijne vrije ontferming in Christus Jesus, Zijnen lieven Zoon. God schiep den mensch naar Zijn beeld en naar Zijne gelijkenis, dat is: in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God, zijnen Schepper, recht kennen, Hem van harte liefhebben, en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen. Maar dojr verleiding des duivels en moedwillige ongehoorzaamheid viel de mensch in de zonde, en gedaan was het met de eeuwige zaligheid en den lof Gods. Maar waar alles van de zijde van het schepsel verloren was, daar heeft de vrije genade en gerechtigheid Gods nochtans de overwinning behaald over zonde, duivel en dood. Door Zijnen machtigen arm heeft Hij het werk des duivels verbroken en wordt er toch eene schare, die niemand tellen kan, zalig, en wordt er toch in den hemel een Ilallelujah gezongen ter eere Gods en des Lams! Ja, dit blijft de inhoud van het eeuwige loflied, gelijk wij het vernemen uit de Openbaring van Johannes: „Groot en wonderlijk zijn Uwe werken, Heere, Gij almachtige God! rechtvaardig en waarachtig zijn Uwe wegen, Gij Koning der heiligen! Wie zou U niet vreezen, Heere! en Uwen Naam niet verheerlijken ? Want Gij zijt alléén heilig; want alle volken zullen komen en voor U aanbidden; want Uwe oordeelen zijn openbaar geworden!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1897

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Vraag en Antwoord 58.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1897

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's