Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vraag en Antwoord 66—68. (1ste Gedeelte.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vraag en Antwoord 66—68. (1ste Gedeelte.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Heilige Geest sterkt het geloof door het gebruik der heilige Sacramenten." Zóó luidt het slot van het Antwoord op de 65s t e Vraag van den Catechismus.
De heilige Sacramenten dienen dus in de hand des Heiligen Geestes, om ons zwak en gebrekkig geloof te ondersteunen en te versterken. Want het geloof is te vergelijken met het gebed, hetwelk Mozes deed voor het volk Israël, toen het tegen de Amalekieten streed. Mozes hief zijne handen op naar den hemel, maar wanneer zij vermoeid werden, en hij ze liet zakken, dan hadden de Amalekieten de overhand; wanneer hij ze echter weer ophief, dan kregen de Israëlieten de overhand. Daarom ondersteunden hem zijn broeder Aiiron en de jongeling Hur, zoodat hij volhardde in het opheffen der handen, totdat Israël de Amalekieten geheel verslagen had. (Ex. 17 : 10—12.) Zóó dienen de heilige Sacramenten ons geloof, opdat het zich oprichte en de belofte Gods vasthoude. En de Heilige Geest versterkt Zelf onze arme harten, dat wij in onze aanvechtingen en zonden ons tot den Heere wenden, en Hij Zelf ons de overwinning geve over onze zonden, onze verzoekingen door den Satan en ons eigen ongeloof en twijfelmoedigheid; opdat wij eindelyk rust vinden in den Heere Jesus, zeggende: „Gij hebt mij verlost, Gij getrouwe God en Heiland!"
De Sacramenten veronderstellen dus grooten nood en strijd der zielen; want als de Heere niet wist, dat zulks over Zijn volk zou komen, had Hij ons die gezegende instelling der Sacramenten niet gegeven. Nu kunnen wij echter niet zeggen, dat allen, die daarvan gebruik maken, in hunne zielen nood gevoelen. Integendeel; om maar iets te noemen: zeer vele ouders gevoelen hunne ellende en die van hunne kinderen niet, hoewel zij ze tot den heiligen Doop brengen. En vele kinderen en jongelieden kennen geenen nood en wandelen zonder God.
Intusschen, als wij den nood onzer zielen niet in het oog vatten, blijft voor ons de beteekenis der heilige Sacramenten volstrekt onbegrijpelijk. Laat ons daarop wel acht geven bij de overdenking van de volgende Vragen en Antwoorden.
De Catechismus stelt nu eerst de Vraag: „ W a t z i jn S a c r a m e n t e n ? "
Eer wij dit onderzoeken, moeten wij iets over den naam Sacrament zeggen. Deze beteekent zooveel als: geheim ; en hij kwam in gebruik, doordat in de oude Christelijke Kerk de Joden en Heidenen van het Sacrament uitgesloten waren, en alleen zij, die den Naam van Christus beleden, tot het gebruik daarvan toegelaten werden. En inderdaad, wie daaraan deel nam, beleed Christus, en zwoer de afgoden der Heidenen af, en moest deswege veel vervolging lijden. Immers zegt Paulus 1 Cor. 10 : 21: „Gij kunt den drinkbeker des Heeren niet drinken en den drinkbeker der duivelen, gij kunt niet deelachtig zijn de tafel des Heeren en de tafel der duivelen". Want de drinkbeker des Heeren is de drinkbeker der dankzegging, nml. voor de verlossing door Christus, en dus de gemeenschap van het bloed van Christus ; en het brood, dat wij breken, is de gemeenschap van het lichaam van Christus, d. i. dat wij leden zijn aan het lichaam van Christus. Daarom zagen de Heidenen in de bediening der Sacramenten een geheim.
Deze naam heeft dus op zichzelf niets te maken met de eigenlijke beteekenis der Sacramenten; daarom geeft ons de Catechismus overeenkomstig de Heilige Schrift eene andere verklaring en noemt ze op grond van hetgeen de Apostel Paulus Rom. 4 : 1 1 schrijft: „ h e i l i g e , z i c h t b a r e w a a r - t e e k e n e n en z e g e l e n , v a n God i n g e z e t " . Paulus zegt nml. op die plaats: „En hij (Abraham) heeft het teeken der Besnijdenis ontvangen tot een zegel der rechtvaardigheid des geloofs, die hem in de voorhuid waa toegerekend". Een Sacrament, zooals de Besnijdenis was, is dus een zichtbaar waarteeken, d. i. eene uitwendige, zinnebeeldige handeling, die wij kunnen zien en gevoelen, en waardoor de Heere ons te aanschouwen, of d o s t e b e t e r te v e r s t a a n g e e f t , als in een beeld en gelijkenis, de b e l o f t e n v a n h e t E v a n g e l i e. Abraham, toen hij dit Sacrament kreeg, mocht verstaan, dat God hem zijn geloof tot rechtvaardigheid rekende. Want het bevel Gods, om deze handeling te volbrengen, eer hij nog een kind van zijne huisvrouw Sara had, was hem eene getuigenis, dat God hem rechtvaardig noemde, terwijl bij geene werken, noch kracht had, maar enkel geloofde, dat Hij, Die de sterren des hemels gemaakt had, ook Zijne belofte zou houden en hem zóóveel zaad zou geven, als er sterren aan den hemel zijn; en gelijk hij nu besneden werd, nam de Heere de voorhuid zijner zonden weg. Voor ons bestaan die beloften des Evangelies daarin, dat, terwijl wij meer zonden hebben, dan er sterren aan den hemel zijn, zij ons alle vergeven worden om Christus' wil, Die ze gedragen heeft. De Catechismus zegt dit alzóó: „ n a m e l i j k dat H i j ons, v a n w e g e het e e n i g s l a c h t o f f e r v a n C h r i s t u s , a a n h e t k r u i s volb r a c h t , v e r g e v i n g der z o n d e n en het e e u w i ge l e v e n u i t g e n a d e s c h e n k t " . Zoo wordt ons door den Heiligen Doop, die in de plaats der Besnijdenis getreden is, te aanschouwen en te verstaan gegeven, dat gelijk bet water de onzuiverheid van het vleesch pleegt weg te nemen, het bloed van Christus, bij het slachtoffer aan het kruis gestort, ons reinigt van al onze zonden. Dit kunnen wij van nature niet begrijpen, en wie zonden gevoelt, kan het nog minder, daar het zichtbare en zijn gevoel daarmeê in strijd is. De Heere is echter lankmoedig en heeft geduld met de zwakheid van Zijn arm volk, en doet hen zien, dat het toch zóó is, als Hij zegt.
Yoorts zijn deze zichtbare waarteekenen ook z e g e l e n of p a n d e n genaamd. Een zegel wordt gewoonlijk door eenen ambtenaar aan eenen brief gehecht, die een verdrag of eene belofte inhoudt; en dan dient het tot bevestiging, zoowel dat hij het stuk opgemaakt heeft, alsook dat die belofte of dat verdrag aan bepaalde personen ten goede komt. Alzoo wil de Heere met Zijne Sacramenten ook de beloften van Zijn Evangelie verzegelen of bekrachtigen, dat zij van Hem komen en dengenen toegeëigend worden, die met een geloovig hart er gebruik van maken. Alzoo verzekert Hij hem, die naar Zijne inzetting gedoopt is, of die aan het heilig Avondmaal deel neemt, dat zoo gewis lijj deelgenoot is aan die heilige Sacramenten, hem ook zijne zonden om Christus' wil vergeven zijn en hij een erfgenaam is des eeuwigen levens.
Deze beloften komen van den Heere, en zij zijn hem geschonken om Christus' wil. Daarom hebben wij vooral op het woordje „ons" den nadruk te leggen. Want het komt hier op de toepassing en toeëigening van de heilsbeloften aan.
Is dat dan zoo gewis, vraagt mogelijk iemand, dat ons, zondaren, deze beloften toekomen? Wij antwoorden: Wie in nood verkeert, wegens zijne zonden, heeft deze verzekering noodig, en zij wordt hem gegeven. Wie echter ongeloovig en onverschillig is, dien worden Gods beloften ook toegezegd, evenwel zal hij er geen nut van hebben, zoolang hij in zijne ongeloovigheid en onboetvaardigheid blijft. Veeleer zijn zij hem tot een oordeel, dewijl hij zich niet kan verontschuldigen, dat hij de beloften des Evangelies niet gekend heeft, aangezien zij hem aangeboden waren.
Omdat nu die waarteekenen en zegelen de beloften des Evangelies moeten verzekeren, zoo is noodig, dat zij ook v an G o d i n g e z e t zijn en niet door menschen; anders missen zij hunne kracht; God heeft ons Zijn Woord van de vergeving onzer zonden en van het eeuwige leven gegeven; daarom heeft alleen Hij het recht ons Zijn Woord te verzekeren door waarteekenen en zegelen. Een mensch kan en mag dat niet doen. God zweert als het ware Zijnen volke. Daarom zijn zij ook h e i l i g , d. i. afgezonderd van het gewone gebruik, en zulks als middelen om den Heere te dienen, opdat Hij ons geloof daardoor zou sterken.
Om nu alles samen te vatten wat tot een waar Sacrament behoort, zoo hebben wij te letten op de volgende punten: 1. dat het eene uitwendige handeling zij; 2. dat deze van den Heere bevolen en ingezet zij; 3. dat zij bestemd zij niet voor een gewoon natuurlijk gebruik, maar dat zij heilig zij; 4. deze handeling is een waarteeken en zegel voor de beloften Gods, waardoor de Heilige Geest dezelve aan onze harten te verstaan geeft en verzekert, opdat wij daardoor onderwezen worden en gesterkt in ons geloof, dat deze beloften niet alleen aan anderen, maar ook aan ons toekomen; 5. deze beloften bestaan uit niets anders dan uit Gods Verbond, dat Hij ons genade bewijst om Zijns Zoons Jesus Christus wil, Die Zichzelven aan het kruis voor ons opgeofferd heeft.
Het is dus een bijzonder bewijs van Gods goedertierenheid, dat Hij ons zulke Sacramenten gegeven heeft en geeft, en wee ons, wanneer wij ze verachten, want dan verachten wij Gods goedertierenheid. Zijn wij echter in hun gebruik lichtvaardig, alzoo dat wij van onze zonden en afgoderijen niet aflaten, hoewel wij ook het gebruik der Sacramenten niet willen missen, zoo zal het met ons gaan als met de Israëlieten, die wel besneden waren, en ook het Paaschlam aten, maar aan wie God toch geen welbehagen kon hebben, en zij kwamen om in de woestijn, om hunne wederspannigheid. Het gebruik der Sacramenten kan ons niet behoeden voor Gods toorn, als wij een wederspannig, onbekeerlijk hart hebben.
Zullen wij daarom maar niet liever het gebruik der Sacramenten nalaten ? Dat zij verre! Want het misbruik der ondankbaren heft Gods trouwe niet op. En de Heere wil degenen, die in nood verkeeren, niet nog kleinmoediger maken, dan zij reeds zijn, maar Hij wil hen opwekken en hunne ziel doen leven; en hiertoe bedient Hij Zich gaarne van het Heilig Avondmaal. Maar wij hebben onszelven te beproeven, of wij de rechte gezindheid, die van arme verlorene zondaars, hebben, en ons voor den Heere te verootmoedigen; dan zal ons het gebruik der Sacramenten van groot nut wezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 augustus 1897

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Vraag en Antwoord 66—68. (1ste Gedeelte.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 augustus 1897

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's