Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leestafel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de Firma Scheffer & Co. heeft het licht gezien eene biographie van D a n i ë l T o s s a n u s der A e l t e r e , in het Hoogduitsch bewerkt door den predikant Lic. theol. Pr. W. C u n o (2 Dln. f 7 , 5 0 , geb. f 8 , 2 5 ) . Reeds vóór het verschijnen van dit hoogst belangrijke werk vestigden wij er de aandacht onzer Lezers op. (Zie bladz. 298 van den vorigen Jaargang.) Eene meer uitvoerige bespreking vinde hier thans eene plaats.
Heeft de schrijver op het gebied der kerkgeschiedenis reeds menig verdienstelijk werk geleverd, wat hij ons in „Tossanus" biedt overtreft al hetgeen wij tot dusverre van hem onder de oogen kregen. Deze ponnevrucht mag met recht een sieraad van elke bibliotheek genoemd worden.
In Hoofdstuk 1 wordt ons beschreven het leven van Pierre Toussaint, den vader van Daniël. Deze man, die volgens den schrijver getrouw aan de gereformeerde leer was, had het ongeluk, door vele broederen, die met hem dezelfde belijdenis waren toegedaan, zelfs door Calvijn, eenen tijd lang wegens zijn zeer voorzichtig gedrag in gelutheraniseerde streken miskend te worden. Een karakter, dat zich zóó weet te buigen, verdient onze bewondering. Wie zich niet in eenen dergelijken toestand bevindt of bevonden heeft, zal dat echter niet kunnen verstaan. Het is intusschen zeker, dat zulk een Toussaint-karakter onder het kleed der gelatenheid het harte bloedt, wanneer druk van boven en druk van eene andersgezinde omgeving hem bezwaart.
Merkwaardig is in dit Hoofdstuk, dat ons op de hoogte brengt van de eigenlijke scheiding in de protestantsche Kerk, deze zin op bladz. 10: „In dit gewelddadig ingrijpen van den vorst in zaken, die de ordeningen en de leer der Kerk betreffen, openbaarde zich op weerzinwekkende wijze de onnatuurlijkheid van het opper-episcopaat der Duitsche landsheeren over de kerken hunner landen, dat tot op dezen dag de kerken als eene nachtmerrie benauwt". (Yergel. bladz. 200 vv.) Waarschijnlijk zal de schrijver ons dit zijn oordeel in eene levensbeschrijving van Nethenus, •wiens gebeente boven dat van den beroemden Joh. Piscator rust, met bewijsredenen staven. Het Hoofdstuk sluit met eene aanklacht tegen de in onze eeuw in Duitschland aan de Gereformeerden opgedrongen Unie der beide evangelische Kerken.
Vervolgens maken wij kennis met Daniël Tossanus. Van Duitschland worden wij naar het hart van Frankrijk verplaatst. Wij komen te midden van de beroeringen van dit rampzalige land, dat het heil, hetwelk God het in de rijkste mate wilde toedeelen, van zich stiet, om zich met zijn gansche hart tot op den huidigen dag over te geven aan het beest te Rome. Van Hoofdstuk 2 tot Hoofdstuk 6, zoowel als in Hoofdstuk 10 worden de toenmalige toestanden van Frankrijk ons zeer aanschouwelijk gemaakt. Onze bewondering wordt opgewekt door de schildering van de echtgenoote van Tossanus, op bladz. 43. (Vergel. ook het begin van Hoofdst. 15.) Welkeen spiegel voor de hedendaagsche vrouwenwereld, in welke de eenvoudigste handwerken en romans, waarin in 't geheel geen geest is, zoowel als de zondige vermaken van danszaal en schouwburg de studie van de Schrift, het lezen van de Psalmen, het bezig zijn met hetgeen het verstand waarlijk voedt, moeten vergoeden.
In Hoofdstuk 7 vv. worden ons de kerkelijke verhoudingen in de Keurpalts zoo nauwkeurig mogelijk beschreven. Wij zien hier ook het begin van eene verkeerde superintendentiale en van eene anti-schriftuurlijke consistoriale kerkinrichting.
De strijd tegen Schwenkfeld geeft den schrijver gelegenheid, eene vergelijking te maken tusschen de dwaalgeesten van den ouden en den nieuwen tijd. „De schijnheiligheid en geestdrijverij" — zoo lezen wij bladz. 87 vv. — „zoekt onder den schijn van Christelijken ijver en van de heerlijkheid van Christus slechts hare eigene heerlijkheid, haar eigen nut en voordeel." Het gereformeerde kerkbegrip wordt bladz. 99 vv. omschreven. Treffend schoon is vooral Hoofdstuk 9. Belangrijk is Aanmerking 26 betreffende Ebrard. (Vergel. daarmee Aanmerking 7, bladz. 238.) Ieder kenner van de ware gereformeerde leer zal met groot genoegen deze regelen lezen, waarin aan het hoofd der nieuw-gereformeerden in Duitschland een doodelijke slag wordt toegebracht. Hoofdstuk 10, bladz. 129 lezen wij: „Hier zien wij de beteekenis van Tossanus, als den man, die tot driemaal toe de redder van het Calvinisme op Duitschen bodem was".
Wordt Hoofdstuk 5 en 7 tot 15 over den strijd tegen de Ubiquitisten gehandeld, in Hoofdstuk 16 wordt die tegen Rome beschreven. Hoofdstuk 15 vooral geeft blijk van een op degelijk» gronden rustend oordeel.
Drie merkwaardige en wonderlijke mannen ontmoeten wij nu: in Hoofdstuk 12 Jacob Schroppius, in Hoofdstuk 17 Joseph Naso, in Hoofdstuk 18 Samuel Huber, met wie Tossanus te doen had. Naso geeft aanleiding tot de zorgvuldige uiteenzetting dor gereformeerde Avondmaalsleer. Door Pezel naar Bremen gekomen, gedroeg Naso zich weldra jegens hem a!s vijand, en wel als een vijand van de ergste soort, die voorgaf „den vrede en de waarheid na te jagen". Naso zag denorthodoxen Pezel aan als iemand, die slechts haat en wantrouwen jegens hem voedde, evenals tot op dezen dag de heterodoxer geesten tegenover de rechtzinnige theologen optreden, wanneer de laatsten hen niet willen eeren.
In Hoofdstuk 18 vinden wij Tossanus' voortreffelijk getuigenis voor de onvergankelijke leer der praedestinatie. De schrijver zelf noemt haar met beslistheid op bladz. 249 „de ziel der gereformeerde leer". Bladz. 252 spreekt hij van „de praedestinatieleer,, op welke de leer der rechtvaardiging uit het geloof gegrond' is". Vergelijk verder hetgeen bladz. 257 gezegd wordt van; de beteekenis der praedestinatieleer voor de leer der rechtvaardiging; de sterkste uitdrukking over deze zaak vinden wij in de onwederlegbare woorden : „Alleen de praedestinatie is de= oorzaak onzer roeping en rechtvaardiging".
Hoofdstuk 19, geheel aan Joh. Piscator gewijd, geeft op bladz. 265 vv. eene tot nu toe onbekende episode: Antoine de Lescaille.
Op bladz. 267 vernemen wij Couet's uitlegging van Hand. 5 : 3& tegenover die van Dullinger. Die van Couet is de juiste. Met haar stemt overeen die van Amandus Polanus van Polansdorf in zijn „Newe Testament" (Bazel 1603), waar hij op bedoelde plaats de volgende kantteekening geeft: „De raad van Gamalië! was slechts een menschelijke en naar den uiterlijken schijn, politieke raad, en kwam niet voort uit een goed en door God verlicht geweten, zooals zijne twijfelachtige sluitrede in Vers 3& genoegzaam aanduidt. Hij moest evenwel de voorzienigheid Gods dienen tot bescherming van de Apostelen en de andere geloovigen: zóó wonderbaar is de voorzienigheid Gods, dat ook de raadslagen der vijanden haar moeten dienen, ten goede van de Kerk van Christus". (Vergel. Amst. Zondagsbl. Jaarg. 1888,. No. 32.)
Bladz. 272 vv. wordt gehandeld over de Bijbelvertaling van Piscator. Wat Tossanus daarvan zegt, is over het geheel juist -y evenwel betreurt hij de geheele onderneming, — niet met toestemming van de nakomelingen, voegen wij er bij ! De Duitsche gereformeerden zouden Piscators vertaling niet gaarne ontberen, die zij bijna even voortreffelijk als den Staten-Bijbel achten. Wel is waar is de taal hard en mist zij de noodige lenigheid ; Piscator was geen volksman, en had niet het dichterlijk gevoel van eenen Luther. Luthers vertaling is nog altijd de geniaalste; evenwel hebben de theologen van den nieuweren tijd het niet kunnen laten, om — het is een gezegde van Luther — hunnen muizendrek in de zuivere peper te mengen.
Wij eindigen met den schrijver onzen welgemeenden dank te betuigen voor een werk van zóó rijken inhoud, zóó vol schildering en zóó overvloeiende van leering op dogmatisch gebied.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 april 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Leestafel

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 april 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's