Dat God alleen Jesus Christus in den hemel tot Middelaar en Voorbidder heeft gesteld,

Wanneer de arme zondige menschen Gods heerlijkheid en heiligheid leeren kennen, en daartegenover hunne nietigheid, zwakheid en onreinheid gevoelen, dan vreezen zij voor het heerlijk Aangezicht Gods en durven als onwaardigen daarvoor niet verschijnen. Daarom kiezen zij zich middelaars, onderhandelaars, voorsprekers, v o o r b i d d e r s of schutsheeren, door welke God hun genadig moge worden, en zoo kiest zich de een eenen Apostel, de ander eenen heiligen martelaar, enz. Dat alles echter doen zij niet naar aanleiding van het Goddelijk Woord, maar uit zichzelf, d. i. naar eigen goeddunken. Daarom mishaagt dit doen God, den Almachtige.
God, onze trouwe en genadige Vader, Die onze zwakheden en gebreken wel kent, ook datgene, wat wij noodzakelijk van Hem moeten hebben, beeft het menschelijk geslacht eenen M i d d e l a a r , Onderhandelaar, Voorspreker, Voorbidder en Schutspatroon in den hemel verordend, namelijk Jesus Christus, Zijnen Zoon, onzen Heere, en Hij wil ook, dat wij door Dezen alleen tot Hem komen en met Hem verkeeren. Onaangenaam, ongevallig en gehaat is bij God (Joh. 5), wat men waagt buiten Christus vóór Hem te brengen. Want Hij wil, dat wij op dit eenige Altaar al onze offeranden brengen en alleen door dezen eenigen eeuwigen PI o o g e p r i e s t e r tot Hem komen; ja, wie dezen eenigen Priester niet heeft, komt nimmermeer tot God. Wie eenen anderen in Zijne plaats stelt, die verbreekt Gods ordening on bezondigt zich zwaar.
Dat wij door den Voorbidder Christus en door Zijne voorbede alleen tot God komen, Gode aangenaam worden en voor ons gebed verhooring vinden, mag een ieder voornamelijk daaruit besluiten, dat wij een uitdrukkelijk g e b o d hebben, in den Naam van Christus te bidden, bovendien ook eene uitdrukkelijke b e l o f t e , dat God ons zal verhooren. Daarentegen hebben wij geen gebod en geene belofte, wanneer wij anderen aanroepen. De geloovige laat daarom zijne aanroeping en zijn gebed rusten op den grond van Gods Woord, gebod en belofte. En dewijl hij in het Woord Gods alleen dan een gebod en eene belofte heeft, wanneer hij in den Naam van Jcsus Christus bidt, zoo bidt hij ook alleen in Diens Naam. Zie dienaangaande Job. 6.
Daarbij komt, dat er geen andere weg of toegang tot den Vader is, dan alleen door den Zoon; daarom gaat de geloovige ook geenen anderen w e g dan door den Zoon tot den Vader. Zie daarover Joh. 10 en 11 en Paulus' Brief aan de Efeziërs, Hoofdstuk 4. In Hebr. 5 stelt de Apostel aan alle mensehen Christus voor als den genadetroon midden in de Kerk, en vermaant hen tot Hem te komen, zoo zullen zij genade en hulpe vinden. Zoo wijst hij in Hoofdstuk 7 en 9 aan, hoe Christus alleen onze eenige, eeuwige opperste Priester is, Die alleen waardig is voor Gods Aangezicht te verschijnen, en ook alleen getrouwelijk voor ons in den hemel bidt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen