Over de leer van de lichamelijke wederkomst des Heeren,

Die leer is niet op Gods Woord gegrond. — Gods Woord leert ons, dat Christus lichamelijk zal wederkomen, niet om een koninkrijk op te richten, maar om te oordeelen de levenden en de dooden. Bewijs: Hand 1 : 1 1 ; Joh. 5 : 2 8 vv.; 1 Cor. 15 : 22—26; 49—52; 1 Thess. 4 : 13 — 17; Hebr. 9 : 28; 2 Cor. 5 : 1 — 10; Rom. 2 : 1 6 ; Hand. 17 : 31 ; 2 Tim. 4 : 1 ; Matth. 25 : 3 1 - 4 6 ; 16 : 27; 2 Petr. 3 : 10; 1 Joh. 2 : 28; Joh. 6 : 39. i)

1) Als de Heere behalve dit nog van een k o m e n sprak, bijv. Joh. 21: 23 en in den eersten zin Openb. 1:17, zoo was dat, om Jerusalem en den tempel te verstoren.

Gods Woord leert ons, dat aan Israël het Koninkrijk weder opgericht is, niet als een vleeschelijk, aardsch, maar waarachtig' geestelijk Koninkrijk, en dat alle volken onder des Heeren vredeheerschappij gebracht zijn en gebracht worden, van den dag af, waarop de Ileere als Koning Zijnen Heiligen Geest uitgegoten heeft op alle vleesch. Bewijs: Joh. 18 : 16 vv.; Matth. 28: 20; Hand. 2 : 5, 16, 30 en 33—36; 15: 16 vv.; Rom. 5 : 8—10; Openb. 1 : 5, 6 en 9; Hebr. 1 : 2 en 8; 2 : 5 (de t o e k o m e n d e is hier de door de Profeten als toekomend voorgestelde, maar na de uitstorting des Heiligen Geestes als nieuw geschapene); 2 : 8 en 9; 3 : 6 ; 4 : 1 1 ; 8: 1, 2 en 6; 1 2 : 2 2 en 28; Joh. 10: 15 vv., vergeleken met Joh. 12 : 32; Ps. 95, 96, 97 en 98; Jes. 40 : 3, 4 en 9; Zach. 9 : 9 ; Micha 4 : 14; 5 : 12; Ef. 1 : 20—22.
Wat de Joden naar hunne letterlijke opvatting verklaren, dat hebben zij ontvangen, toen de Heere als Koning Zijnen intocht in Jerusalem hield; maar zij kruisigden hunnen Koning. Gods Woord leert ons, dat het Koninkrijk van Christus geen ander dan een geestelijk en eeuwig Koninkrijk is; een Koninkrijk van genade, vergeving van zonden, van rechtgeving op het eeuwige leven en van beschutting tegen en verlossing van de vijanden ; een Koninkrijk, waarin Christus nooit lichamelijk op aarde, maar lichamelijk in den hemel, en op aarde met Zijne Godheid en Majesteit, Geest en genade den Zijnen nabij en in hen zijnde, met Zijn Woord en Geest regeert; en zoo heeft dit Koninkrijk betrekking op Zijne Middelaarsheerlijkheid. Bewijs: Joh. 14 : 16—21 en 26; 16 : 7 16; 17 : 13, 14, 20, 21, 22 en 26; Zach. 13 : 1 ; Ps. 72: 4; 68 : 10 en 21; Jes. 32 : 2 ; 11 : 3 — 5 ; 26 : 3 en 19; 40 : 11; 42 : 3, 7, 16 en 17; 43 : 19 vv.; 51; 53 : 11; 54: 10—15; 55: 3; 59 : 19—21; 61 : 2 vv.; 66 : 1 vv.; 1 Petr. 1 : 7—9; 1 Joh. 2 : 1 vv.; Hebr. 1 : 9 en 13; Rom. 7 : 4 en 23 vv.; 8: 29, 30, 34 en 35; 1 Cor. 15 : 25 vv. E.,

Juni 1855.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen