Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Hebreen, HOOFDSTUK 4 : 1 5 .

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Hebreen, HOOFDSTUK 4 : 1 5 .

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„ W a n t wij h e b b e n g e e n e n h o o g e p r i e s t e r , die n i e t kan m e d e l i j d e n h e b b e n met onze z w a k h e - d e n , m a a r Die in a l l e d i n g e n , gel i j k a l s w i j , is v e r z o c h t g e w e e s t , doch z o n d e r z o n d e " (Vs. 15).
Nu weet ik toch waarlijk niet, wat ons in den weg zou staan, om ons altijd opnieuw op te maken tot den Heere om genade en barmhartigheid. Ja, als wij den gewonen zoogenaamden priesterstand beschouwen, dan zouden wij ons nog bedenken; dat zijn zulke heilige mensehen, dat men niet met allerlei dingen, met allerlei vragen bij hen kan aankomen! ja die zouden eenen mensch allerlei boetedoeningen opleggen! Maar hoor gij, die Gods gebod zóó in uw hart hebt, dat gij het in al uwe beenderen gevoelt en er van overtuigd zijt: wat ik doe, is zonde, -— hoor gij, die nu alles zoudt willen geven, om van deze zonde en smart verlost te zijn, — hoor gij, die nu alles zoudt willen geven, om gerechtigheid bij God gevonden te hebben, —: gij hebt geenen hoogepriester, die u niet kent! Hoor gij, die alles zoudt willen doen, wat Gods gebod zegt, maar het niet kunt, — die zoo gaarne zoudt gelooven, u zoo gaarne zoudt vastgeklemd houden aan den Heere, maar gij kunt niet, — verneem het: gij hebt geenen hoogepriester, die u niet kent! het lijden, dat gij lijdt in 't verborgen, dat ziet Hij wel! de tranen telt Hij wel! de zuchten geraken wel tot Zijn hart, en het gebed, het gebed des tollenaars, al schijnt het ook, dat God het niet hoort, Hij hoort het wel! — Onder de menschenkinderen is enkel huichelarij; de een wil het voor den ander niet weten, hoe zwart hij is. Het is wel is waar vertroostend, wanneer men eens hier op aarde eenen mensch, eenen broeder, eene zuster vindt, aan wie men vragen kan: Hebt gij dat ook gevoeld? kent gij dat ook, dat er in het hart des menschen zoo allerlei gedachten opkomen, zooals bijv. dieverij en onkuischheid ? hebt gij dat ook ervaren ? kent gij ook al de lasterlijke gedachten aangaande God, dat men zoo gaarne vraagt: „Is dat waarheid?" — dat men bij het beste voornemen toch morgen weêr de oude mensch is? Als dan de broeder of zuster antwoordt: „Ja, dat ken ik ook", dan ware dat wel bemoedigend, indien niet terstond de gedachte opkwam: Ja, maar al kent gjj dat ook, gij zijt toch een ander mensch, dan ik! wat ik gedaan heb, kunt gij niet gedaan hebben; u was het nog om God te doen, maar mij niet! er kunnen wel allerlei gedachten bij u opgekomen zijn, maar het kan bij u nooit tot de daad gekomen zijn. — Verneem het, gij, die zóó spreekt of denkt —: wij hebben eenen Hoogepriester, en wanneer Die voor Gods Aangezicht treedt, dan siddert de hel! en wederom wanneer Hij Zich opmaakt, dan juicht de hemel! De hel siddert wegens den honderdsten zondaar onder de negen en negentig rechtvaardigen, die zich opmaakt en roept om ontferming; en wederom de gansche hemel juicht, omdat de hel den zondaar niet hebben zal!
Verneem het: wij hebben eenen H o o g e p r i e s t e r, D i e m e d e l i j d e n met ons heeft. Ach, met den mensch is het zóó gesteld, dat hij maar zelden gedenkt aan de vergeving zijner vorige zonden, aan zijne zwakheid, dat hij ten slotte zegt: „Dat versta ik niet", en dat hij geen medelijden heeft. Maar wij hebben eenen Hoogepriester, Die een in elk opzicht heilig Man is, een Man, Wien God den Heiligen Geest niet gegeven heeft met mate, maar in al Zijne volheid; deze Man heeft gezegd — en Hij houdt woord — : „Ik ben gekomen, om te zoeken, wat verloren is"; Hij vraagt niet naar zonden, Hij laat Zich daardoor niet weerhouden, evenmin als eene moeder zich van haar kind door zijne onreinheid laat afhouden. Van den Vader zijn Hem de Zijnen gegeven; en Hij gaat door alles heen, om hen te hebben verlost, om hen te hebben gesteld tot een teeken van de schepping der almachtige genade Gods. „Hij kan m e d e l i j d e n h e b b e n " ; Hij gevoelt en kan gevoelen, hoe de wonde brandt, hoe de zonde woedt in de leden, hoe de mensch zou wenschen zich kinderlijk te verblijden, en kan toch niet, hoede mensch in den strijd is: wanneer ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij! ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? — Ja. Hij kan dat alles medegevoelen. De Apostel zegt het, dat Hij medelijden kan hebben.
Maar wat zijn „zwakheden"? Is dat hetzelfde als „zonden"? Neen, het is een heel ander woord, het heefc eene heel andere beteekenis; onze Hoogepriester kan geen medelijden met onze zonde hebben. Gij zult zeker verbaasd staan; maar zijt gij tot God bekeerd, dan kunt gij het gewicht uwer zonden gevoelen, — hebt gij het tegen uwe zonden opgenomen, is Gods Wet in u, dan moet gij het gevoelen, dat Hij geen medelijden met u hebben kan. Hebt gij dan medelijden met uwe zonde? Neen! — Is iemand uit God geboren, dan is er terstond scheiding tusschen licht en duisternis, dan is de mensch weggenomen uit de zonde, en in gerechtigheid en heiligheid ingezet. Zoo is het naar het geloof, — naar het gevoel gaat het voorzeker anders toe. Wat echter een onwedergeboren mensch van zonden weet, dat weten ook de Heidenen; heeft hij zonden, dan weet hij ze ook goed te maken, ze te verontschuldigen; — maar niet zoodra is hij uit God geboren, of het vleesch begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vleesch. Dan gaat het anders toe, en wanneer wij een oog krijgen voor Gods gebod en Wet, dan spant de duivel samen met ons vleesch en bloed. — De uit God geborene heeft echter geen medelijden met zijne zonden; al belijdt hij ook in waarheid voor God, dat liij ze liefheeft, ja dat hemel en hel hem menigmaal onverschillig zijn, toch is er nog iets anders in hem. hij kan het in geene zonde uithouden, hij moet er uit weg, en al valt hij ook zevenmaal 's daags, liggen blijft hij niet
Nu komt echter de Hoogepriester in den diepen kuil, in de gevangenis, waar wij gebonden liggen door den duivel, haalt ons er uit en zegt: Ik zal u verlossen! Hij komt in den afgrond en zegt: Ik ben uw Hoogepriester, houd vast, daar hebt gij het parool! Zijn bloed maakt roode zonden wit.
Dat ik nu niet doen kan, wat ik toch behoorde te doen en gaarne doen zou, dat is mijne zwakheid. Wanneer onze Hoogepriester niet alles alleen doet, dan komt er van de zaak mijner zaligheid toch niets terecht. Het is om het geduld te verliezen in het dagelijksch leven, wanneer men iemand honderdmaal gevraagd heeft: „Ziet gij, hoe gij doen moet?" en hij zegt: „Ja", maar zie, nauwelijks heeft men hem den rug toegekeerd, of de zaak is weêr bedorven; — of wanneer men iemand van de wilde dieren gered, hem gewaarschuwd en hem den weg gewezen heeft, en hij dan weêr de dieren te gemoet loopt. — Geloof aan barmhartigheid en genade is er bij ons niet. Men heeft wel is waar met zijnen getrouwen God reed» eenen langen weg afgelegd, Hij heeft nooit gelogen, steeds genade bewezen, maar toch behoeft slechts het geringste te gebeuren, en er is vreeze. De Heere geeft uit Zijne wapenzaal de heerlijkste rusting; men behoeft slechts het zwaard op t» heffen, en de vijand is geslagen, — doch men is zwak: wanneer de vijand zich vertoont, laat men alles liggen en bezwijkt.
Maar luister nu : welaan, gij kunt u niet over uwe ellendeheenzetten, gij kunt niet blijven bij genade en barmhartigheid, gij kunt het niet vasthouden: „Ja, ook mij heeft Hij barmhartigheid bewezen", gij kunt u niet door de zonde heen slaan, — dat hindert alles niets! verneem het: gij ligt daar op uw geestelijk ziekbed, gjj zoudt u gaarne oprichten, om de medicijn te nemen, maar gij hebt er de macht niet toe, gij weet zelf niet, wat u terughoudt, — verlies evenwel den moed niet, de Hoogepriester Jesus kan goed met u medegevoelen, Hij heelt alles doorgemaakt. De Apostel zegt het, en als hij het niet gezegd had, zouden wij het nochtans uit de Psalmen geweten hebben, hoe H i j is v e r z o c h t geweest, g e l i j k als w i j.
Meent gij, dat de Heere iets gekund heeft, toen Hij op aarde was ? Weet het, de Man, Wiens wonderen wij aanschouwen, Die zóó groot is, dat Hij met Zijn hoofd boven alle hemelen reikt, Dien de hemelen niet omvatten kunnen, was in de dagen Zijner omwandeling op aarde in onze plaats, en in de dagen Zijns vleesches werd Hij bevonden als een mensch.
Ja, ja, ik weet het wel, men zegt zoo gaarne: „Heilige Laurentius, heilige Maria, bid voor mij!" — en zoo maakt men dan ook zulk eenen heiligen Heere Jesus! Dat is 's menschen hoogmoed, dat hij meent, iets te zijn, dat hij denkt: Had ik maar, de kracht, het geloof, ja, dan zou ik er wel toe komen! deze of die man heeft veel geld en veel geloof en moed, en daarom kan hij dat! — Wij allen kunnen veel meer dan de Heere Jesus, toen Hij op aarde was; want het is enkel Zijn Woord en werk, dat een mensch gelooft. Had Hij het niet gedaan, niemand zou het doen. Hij heeft het werk echter tot stand gebracht, zonder dat Hem daarbij iets ten dienste stond - God heeft Hem gebracht onder wet, God heeft Hem tot eenen vloek gemaakt in onze plaats; de Heere had slechts het Woord, dat wij in het paradijs hebben prijsgegeven, en daaraan heeft I l i j Zich gehouden. Houd gij u daaraan dus ook. De geheele wereld komt in opstand, als ik mij zal houden aan Gods Woord als Gods Woord; al wat vroom is, wordt een vijand, en God verbergt Zich. Lees Ps. 22 er maar eens op na. Daar ziet gij, hoe de Heere worstelt in het geloof; daar blijkt, wat het is: te moeten vasthouden en niet te kunnen, — te blijven bij het „er staat geschreven!" terwijl alle duivelen op eenen mensch aanstormen. Onder zulke omstandigheden heeft Hij ervaren, wat het is: vast te houden.
Met het Woord stond de Heere Jesus hier op aarde, maar hoe deed God? Voor de mensehen, voor de Farizeën maakte God Hem zeer klein. Dezen hadden duizendmaal oorzaak om t e zeggen: Ziet gij nu wel, dat Hij een ketter is ? dat God Hem verlaten heeft? ziet gij het niet, dat wij overpriesters voor God de mensehen zijn?
Waaruit bestaat de bruidskrans der Christenen anderB dan uit lijden en tranen? Menig kind Gods is ook aan den brandstapel blootgesteld, en daar begint de bruiloft. Dat had onze Hoogepriester ervaren, en Hij had genoeg aan Gods Woord. Houd ook gij u aan Gods Woord. Al is God in den hemel, zoodat men Hem niet ziet, — houd u nochtans aan het Woord, en gij zult ervaren, dat daarin de zaligheid en het leven is — en God met Zijne eedzwering.
Hoewel de Heere niet kon, zoo heeft Hij er Zich nochtans aan gehouden, heeft er Zich door den Geest, Die in Hem was, aan gehouden, en zoo heeft Hij de overhand behouden; het zuchten, het gevoel der onmacht, dat men niet gelooven kan, dat alles heeft Hij ook doorgemaakt, — „verzocht is Hij geweest in a l l e d i n g e n , gelijk als wij, d o c h z o n d e r z o n d e ".
Dat nu is de zonde, die de Apostel bedoelt, en waarvan hij zegt, dat de Heere er vreemd aan gebleven is: dat Hij niet door alles heen gebroken zou zijn, zonder het Woord prijs te geven. Een iegelijk heeft zijnen weg verdorven en gaat ten verderve, doch de Heere heeft niet toegegeven aan den duivel, de wereld, de overpriesters en al hunne pogingen; neen, hoewel Hij door alle golven en baren overstelpt werd, bleef Hij nochtans bij het Woord.
Welken troost hebben wij daarvan? Dezen troost, dat Hij Zijn Aangezicht over ons lichten laat en zegt: „Heb geduld! och, gy behoeft Mij niet eens alles te klagen, — voel Mjjne handen, hoe Ik het ondervonden heb!" — Maar gij vraagt Hem, of gij aan uwe krankheid sterven zult, — en Hij zegt: Neen, Ik heb een middel gevonden, dat doodt den dood; sterwen zult gij niet!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Hebreen, HOOFDSTUK 4 : 1 5 .

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's