Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking van Filippensen 2 : 1—4. (le Gedeelte.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking van Filippensen 2 : 1—4. (le Gedeelte.)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„ I n d i e n er daü eenige vertroosting is in Christus, indien er eenige troost is der liefde, indien er eenige gemeenschap is des fieestes, indien er eenige innerlijke bewegingen en ontfermingen z i j n ; zoo vervult mijne blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van één gevoelen zijnde. Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dau zichzelven. Een iegelijk zie niet op het zijne, maar een iegelijk zie ook op hetgeeu der anderen is.'*

Groot is ons voorrecht, dat wij het goede Woord onzes Gods kunnen lezen, en dat wij en onze kinderen er in onderwezen worden; want daardoor wordt ons bekendgemaakt de weg des eeuwigen levens; wat wij behoeven tot een Godzalig leven en een zalig sterven, kunnen wij alleen daaruit vernemen. Het Woord Gods is het zaad der wedergeboorte, het middel in de hand des Heiligen Geestes, om oprechte bekeering tot God en levend geloof in onzen Heere Jesus Christus te werken; zonder dat Woord verkeeren wij in de volslagenste onkunde omtrent de dingen, die tot onzen eeuwigen vrede dienen; zonder dat Woord blijft alles bij ons in den dood der zonde.
Maar hoe doen wij met dat Woord onzes Gods? Wordt het ter harte genomen? wordt het gehoorzaamd? wordt er winst mede gedaan ter verheerlijking van God en tot heil van den naaste? Ach, wij lezen het Woord, doch meesttijds zonder nadenken, zonder te vragen: Wat lees ik daar? versta ik ook, wat ik lees? Wij hooren eene preek, — de kerk gaat uit, en wij weten vaak nauwelijks, wat wij gehoord hebben, of wij denken: „Ja, dat was juist een woord voor dien en dien, dat paste volkomen voor hem of voor haar; daarmede wordt hij of zij als met den vinger aangewezen".
O, dat ieder toeh het Woord Gods leze en hoore voor zichzelven! Dat men het Woord Gods hoore en leze, denkende: „Dat is voor mij, dat gaat mij aan"; dat men het Woord Gods niet zóó hoore of leze, dat men alleen de teksten en spreuken er uit neemt, die enkel troost bevatten, maar ook die, welke ons vermanen, bestraffen, verootmoedigen; dat men toch bedenke, dat er door den Heere wel gevraagd wordt naar de vrucht, dus naar de ware vrucht des Geestes, ook in het verkeer met elkander. Laat ons daarom ter harte nemen ook het woord, dat de Apostel Paulus schreef aan zijne geliefde Gemeente te Pilippi, die hij noemde zijne blijdschap, ziine kroon, — het woord, dat wij vinden in Hoofdstuk 2 : 1 — 4 van zijnen Brief aan die Gemeente.
„ I n d i e n er e e n i g e v e r t r o o s t i n g is i n Christus",— en is die er niet, zoo zijt gij niets, zoo zijt gij nog in uwe zonden! „ I n d i e n er e e n i g e t r o o s t is der l i e f d e " , — en is die er niet onder u, bekeert u dan van uwe liefdeloosheid, opdat gij niet wordt verworpen in den dag des gerichts! „ I n d i e n er e e n i g e g e m e e n s c h a p des G e e s t e s i s " ,— en indien niet, zoo maakt uzelven niet wijs, dat gij in den Heiligen Geest gelooft, en dat Hij u gegeven is, en eeuwig bij u zal blijven, maar bidt veeleer om dien Geest, en de hemelsche Vader zal Hem u geven.
De Apostel wil hier aan de Gemeente te kennen geven: die vertroosting in Christus, die troost der liefde, die gemeenschap des Geestes, die „ i n n e r l i j k e b e w e g i n g e n en ontferm i n g e n " zijn er; dat alles ligt voor u in het Woord; dat alles is vrucht des Woords en des Geestes; — maar gij laat het liggen; gij bekommert er u niet om; gij vraagt er niet in ernst naar! gij blijft liever in uw oude doen, in uwen hoogmoed, in uwe verkeerdheid, en volhardt daarin! gij weet wel, hoe het behoorde te zijn, maar gij vraagt niet: Is het met mij alzóó gesteld, gelijk het is naar 's Heeren wil? wandel ik waardiglijk het Evangelie van Christus?
Maar indien nu die vertroosting in Christus, die troost der liefde, die gemeenschap des Geestes, die innerlijke bewegingen en ontfermingen er zijn, — en denkt er over na, wil de Apostel zeggen, of die bij u zijn, en of het alles voor u niet is verworven door Christus, of het niet alles voor u ligt in Zijn Woord en Zijnen Geest, — „zoo v e r v u l t m i j n e b 1 i j d se h a p", daardoor^ dat gij gebruik maakt van hetgeen er is; maakt mijne blijdschap volkomen, terwijl gij als doel voor oogen blijft houden de e e n s g e z i n d h e i d onder elkander, „ d e z e l f d e l i e f de h e b b e n d e " , gelijk die wordt gewerkt door den Heiligen Geest,, Die voor de Gemeente is verworven en haar wordt geschonken, ja Die ook uitgestort wordt in de harten. Die liefde kan. verschillend zijn in hare uitwendige betooning, maar zij is altijd van denzelfden aard; die liefde, die eene vrucht des Geestes is, kan nooit anders zijn dan zuiver, waarachtig, lankmoedig, zich verblijdende in de gerechtigheid, vol van barmhartigheid.
|O, indien in de Gemeente wordt gebruik gemaakt van hetgeen haar is geschonken; indien de macht des Woords en des Geestes in haar werkt, — dan is men „van één gemoed en van. één g e v o e l e n " ; dan is men bedacht op het ééne noodige, dat niet zal weggenomen worden van dengene, die dat ééne noodige heeft verkozen en daarop uit is. — Zoo heerscht er in de Gemeente de ware eendracht, waar zij deelachtig is ééa> geloof, ééne hope, waar zij geleid wordt door hetzelfde Woord' des levens, door denzelfden Geest der genade.
Waarom nu worden ons deze dingen voor oogen gehouden? Immers opdat wij die op onszelven zouden toepassen, opdat waar zich allerlei booze, duivelsche gezindheden openbaren' jegens elkander: bij den broeder jegens de zuster, bij de zuster jegens den broeder, bij het kind jegens de ouders, verkeerdheden bij de ouders jegens de kinderen, bij den man jegens de hem van God geschonkene vrouw, bij de vrouw jegens den man, van wien God gezegd heeft: „Hij zal over u heerschappij hebben", — opdat, zeggen wij, ieder onzer de vermaning ter harte neme, zich daaronder buige en zich van harte bekeere. O, dat wij ons niet door allerlei uitvluchten en drogredenen van' de gehoorzaamheid aan het Woord Gods ontslaan! Dat wij niet zien op de verkeerdheden van anderen, terwijl wij onszelven voor heilig houden. Dat wij bedenken, dat die vrucht er bij ons wezen moet, die de Apostel ons voor oogen houdt, opdat de Naam van God om onzentwil niet gelasterd, maar veeleer geprezen worde, en opdat in den dag der dagen blijke, dat wij: niet hebben gewandeld als degenen, die God niet kenden en aan wie het waarachtig Evangelie der zaligheid Gods in Christus Jesus niet was geopenbaard.
Men verberge zich niet achter het zeggen: „Ik ben een arm zondaar", en: „Genade alleen kan mij helpen", terwijl men eigenlijk met de zonde speelt en de verkeerdheid niet wil laten? varen. Want zóó is het niet gesteld bij degenen, die uit God geboren zijn; zóó handelt degene, die God vreest, niet. Maar zij, die waarlijk gehoorzamen aan het Woord, zij, die ter harte nemen wat hun tot heil wordt geopenbaard, worden door Gods Woord verootmoedigd; zij zien in, dat er bij hen niet is wat Gods Woord bij hen wil werken; zij zijn er diep van doordrongen, dat de vrucht des Woords en des Geestes er bij hen wezen moet. En zoo is er droefheid naar God, niet geveinsd, maar oprecht; zoo is er armoede des geestes, verootmoedigingen het gebed tot God om vergeving en. om de genade des Heiligen Geestes, Die in alle goede werken ons leidt en alle Gode welgevallige vrucht werkt.
Verwerp mij van Uw Aangezicht toch niet;
Ai, laat van mij Uw' Heil'gen Geest niet scheiden,
Die kan alleen op 't rechte spoor mij leiden.
En zulk een gebed wordt niet afgewezen, maar verhoord door Hem, Die èn het willen èn het volbrengen werkt naar Zijn welbehagen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juli 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Overdenking van Filippensen 2 : 1—4. (le Gedeelte.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juli 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's