Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Correspondentie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Correspondentie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit Moravië (Auspitz, Göding). — De vrienden in Nederland zullen zeker met belangstelling wéér eens een en ander aangaande onze Gemeenten vernemen. Te A u s p i t z wenden wij sinds geruimen tijd pogingen aan, om in het bezit te komen van een geschikt terrein voor het bouwen van een bedehuis. Met blijdschap vernamen wij, dat eene eenvoudige, volstrekt niet rijke, burgerjuffrouw in Holland uit eigen beweging een renteloos voorschot van f 500 had toegezegd voor het geval, dat wij er in slaagden een ons aangeboden hotel en koffiehuis te koopen en de danszaal voor onze godsdienstoefeningen in te richten. Dewijl echter voor dat gebouw nog altijd f30,000 gevraagd wordt, valt daaraan niet te denken. Wanneer wij onze pastorie verkochten en het bouwfonds, groot f6000, bij de verkoopsom voegden, zouden wij nog slechts over f 17000 te beschikken hebben. Bovendien zou de verbouwing ons nog op eene uitgaaf van f 2 0 0 0 k f 3 0 0 0 komen te staan. Wij hebben daarom overal rondgezien naar een bouwterrein, maar bet eenige, droge terrein, dat wij zouden kunnen gebruiken, waarop nu twee oude schuren staan, werd ons aangeboden voor f 6600. Juist omdat wij eene Gereformeerde kerk met pastorie willen bouwen, vraagt men van ons zulk eene ongehoorde som; men ziet, in welke verlegenheid wij ons bevinden, dat wij namelijk toch grond moeten koopen, en daarom laat men zich goed betalen. Een ander, minder gunstig terrein kunnen wij niet verkrijgen, daar de Roomsche eigenares haar eigendom niet voor het bouwen van eene „ketterkerk" wil verkoopen.
En toch moeten wij bouwen, want van ons tegenwoordig bedehuis is niets goeds te maken. Toen wijlen Ds. Sebesta de Gemeente alhier stichtte, kocht hij een huis met eene breede poort, die toegang verleent tot eene smalle, slechts 4x/2 meter breede plaats, waar zich een stal en eene houtschuur bevonden. Het huis was voor predikantswoning als gebouwd, doch bevatte geene enkele groote kamer. Ds. Sebesta richtte daarom den stal en de houtschuur voorloopig tot lokaal voor de godsdienstoefeningen in. Dat „voorloopig" duurt nu reeds sinds 1881. Men denke zich een laag vertrek, dat slechts aan de zijde der plaats vier lage vensters heeft. De plaats is smal en aan alle zijden omgeven door de zeer hooge muren der aangrenzende huizen, zoodat er in het lage vertrek zeer weinig licht binnendringt, en het er altijd vochtig en donker is. Oude lieden of bijzienden kunnen, wanneer de zon zich achter de wolken verbergt, in het geheel niet uit het kerkboek meezingen, zóó donker wordt het er dan. De bijziende predikant merkt helaas, dat zijne oogen er onder lijden, wanneer hij in het donkere vertrek somtijds veel moet lezen; om te kunnen lezen, moet hij met den Bijbel zich naar het venster keeren. — De Roomschen lachen ons uit, dat wij in eonen ouden stal onze godsdienstoefeningen houden, maar wij zouden ons daarover weinig bekommeren, zoo wij er slechts genoeg licht hadden. — Wiezou meenen, dat wij toch de muren zouden kunnen verhoogendie wete, dat de voormalige stal met houtschuur is opgetrokken van ongebranden steen, dus uit droog leem; zulk een gebouw kan men niet hooger optrekken, de draagkracht der muren zou overschreden worden; en dan zou het nog weinig baten, want wjj zouden ze even hoog moeten maken als die van de aangrenzende huizen, en dat is onmogelijk. Ook laat zich naar het oordeel van vakmannen op de smalle plaats niets nieuws bouwen, dat de kosten waard zou zijn, daar het terrein te vochtig en te donker is. Zoo moeten wij dus noodzakelijk een ander bouwterrein hebben, maar, zooals gezegd is, trekken de vijanden van onze verlegenheid partij. De Roomschen bouwen zich hier voor hunnen vormendienst eene tweede kerk,, en wij kunnen voor onze godsdienstoefeningen, in welke alleen Christus, de Gekruisigde, wordt gepredikt, geene passende gelegenheid vinden. Toch begeeren wij geene met torens enz. versierde kerk te bouwen, maar slechts een eenvoudig bedehuis,, waarin wij bij het licht van Gods zon kunnen lezen. Zoo menig andersdenkende zou in onze bijeenkomsten komen, alshij niet door het lage zaaltje werd afgeschrikt. Daarom wenschen wij te meer, dat de liefde der broederen in den vreemde onze handen moge sterken. Daartoe zijn onze oogen op den IIeerey Wiens het goud en zilver is, en Die al onze behoeften kent-
Evenals Auspitz verkeert ook de fililaal-gemeente G ö d i n g ,, die ons veel zorg veroorzaakt, in eenen moeilijken toestand. Zooals men weet, heeft de edele keizer aan deze Gemeente vroeger een bouwterrein geschonken. Yele andersdenkenden dringen er bij ons op aan, dat wij toch alvast zullen beginnen te bouwen, doch wij kunnen daaraan nog in 't geheel niet denken, want wij hebben daartoe slechts f 3400, en daarvoor bouwt men geen bedehuis, want te Auspitz en te Göding is het bouwen zeer duur; voor eene kleine wagenvracht bouwzand betaalt men f 4,—, en wij zouden eenige honderden wagenvrachten noodig hebben.
Wij hebben te Göding verlof gekregen om in de tweede klasse der burgerschool onze godsdienstoefeningen te houden. Dat is toch iets, zal men zeggen; doch men bedenke, dat in deze klasse 21 banken staan, elk voor twee knapen van 11 of 12 jaar bestemd. Die banken zijn nauw en laag; geen volwassen man of vrouw kan er behoorlijk op zitten. Genoeg, om te begrijpen, dat hier geen 100 tot 120 volwassenen plaat» kunnen vinden, zóó, dat zij rustig de prediking kunnen aanhooren. Velen beklagen zich daarover en komen niet weer terug; de militairen bezoeken dit lokaal ook niet; in eene kerk zouden zij zich laten vinden. Niet weinigen ergeren er zich aan, dat de kleine kinderen bij het met wit krijt beschreven schoolbord moeten gedoopt worden; en wij allen bedroeven er ons over, dat wij ons moeten tevredenstellen met een lokaal, waar een groot crucifix hangt. De Gereformeerde Nederlanders zullen zeker wel begrijpen, hoe wij onder zulke dingen te moede zijn. Moge door deze regelen de aandacht der vrienden opnieuw zijn gevestigd ook op Göding met zijne behoeften.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juli 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Correspondentie

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juli 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's