Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van Johannes 15. VERS 7 — 1 1.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van Johannes 15. VERS 7 — 1 1.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het voorgaande hebben wij overwogen de v e r h o u d i ng d e r g e l o o v i g e n t o t C h r i s t u s en vernomen, hoe H i j is d e w a r e W i j n s t o k en de Z i j n e n de r a n k e n , die alle leveD, alle sap, a l l e v r u c h t u i t H e m o n t v a n g e n , en hoe het er dus op aankomt, dat zij in H e m b l i j v e n , in Zijne liefde jegens hen, dat zij blijven ia Zijn Woord, volhardende ia het geloof, dat in Hem alles hun is geschonken, wat tot hunne zaligheid van noode is.
Wij zullen nu nog verder vernemen, wat er aan het blijven in den Heere Christus voor heerlijkheid is verbonden, zooals ons dat wordt medegedeeld in Yers 7 — 11. Andermaal vestigt de Heere Jesus de aandacht der Zijnen op h e t b l i j v e n in H e m ; immers dat is de éénige voorwaarde voor het vrucht dragen, en de Heere weet zeer goed, hoe lichtelijk de Zijnen er toe komen, om van Hem af te wijken, van de almacht Zijner genade, meenende, dat zij het vruchtdragen in hunne eigene macht en kracht ten goede, in de wijsheid en de geschiktheid van het schepsel moeten zoeken.
„ I n d i e n g i j i n Mij b l i j f t , e n M i j n e w o o r d e n in u b l i j v e n " , zegt de Heere, d. i.: indien gij volhardt, om uwe volkomene zaligheid, uwe gerechtigheid, uwe heiliging, uwe verlossing alleen in Mij te vinden, en indien de woorden Mijner liefde, Mijner verootmoediging, Mijner onderwijzing ter zaligheid, de woorden der volheid Mijner genade, der waarheid, der ontdekking aan uzelven in uwe harten eene plaats blijven vinden, zoodat gij er u door laat leiden en regeeren; — „zoo w a t g ij w i l t , z u l t gij b e g e e r e n , en h e t zal u g e s c h i e d e n ", d. w. z.: begeert, bidt dan maar, wat gij wilt, en gij zult het verkrijgen.
Ziedaar eene heerlijke belofte des Heeren, eene belofte vol van troost en bemoediging voor allen, die hunne zaligheid bij niemand of nergens elders, dan bij Jesus Christus zoeken. Als zij zich aan vrucht der gerechtigheid geheel ledig gevoelen, dan mogen zij daarom tot God bidden, en er staat op maken, dat hun geschiedt overeenkomstig hun gebed. Zoo wat zij willen, om ter eere Gods en tot zaligheid des naasten te leven, —• zij mogen er om bidden, en zij zullen het ontvangen. Zoeken wij naar vrucht des geloofs, der hope, der liefde in het verkeer ook met onzen naaste, o, laat ons dat Gode klagen; als wij maar in Christus blijven en Zijne woorden in ons blijven, dan zijn wij van de verhooring onzer gebeden zeker. De duivel spoort den mensch aan, om de vrucht te zoeken in eigen kracht, in de vroomheid des vleesches, in liet pogen en streven om met hulp van Gods Wet beter en heiliger te worden, maar de Heere Jesus spoort ons aan tot het blijven in Hem en tot het gebed.
Dat wij er op aan kunnen, dat zulk een begeeren, zulk een bidden verhooring vindt, blijkt uit de woorden des Heeren in Vers 8: „ H i e r i n is M i j n V a d e r v e r h e e r l i j k t , d a t g ij v e e l v r u c h t d r a a g t ; en g i j z u l t M i j n e d i s c i p e l e n z i j n ". De Vader wil gewisselijk ons verhooren, als wjj van Hem begeeren, dat Hij ons genadiglijk verleene al wat wij behoeven, oin vrucht te dragen; want juist daardoor wordt de God en Vader van onzen Heere Jesus Christus verheerlijkt; dat strekt juist tot roem en prijs Zijner almacht en genade, dat wjj veel vrucht dragen; dat is tot lof en eere van den hemelschen Landman, als er veel vrucht aan de ranken van den waren Wijnstok komt; dan juist blijkt, dat het een edele Wijnstok is, dien de Landman heeft geplant. En dat niet alleen, maar dan blijkt ook, dat wij discipelen des Heeren Jesus zijn. Juist door het vruchtdragen worden wij tot Zijne jongeren gestempeld; de vrucht is immers uit en door Hem; de Zijnen ontvangen immers alles uit Zijne volheid.
Deze laatste woorden des Heeren Jesus mogen ons tot onszelven doen inkeeren en ons uitdrijven tot het gebed, waarop immers de Heere Zelf ons wijst. Ja zeker, het gaat om het vruchtdragon. Maar de Heere Jesus openbaart het ons duidelijk, hoe het daartoe komt. Uit Mij, uit Mij is uwe vrucht, blijft in Mij, volhardt in het gebed, en de vrucht zal er zijn, — zóó betuigt Hij ons tot onze onderwijzing en vertroosting.
„G e l i j k e r w i j s de V a d e r Mij l i e f g e h a d h e e f t, h e b I k ook u l i e f g e h a d ; b l i j f t in d e z e M i j n e l i e f d e" (Vs. 9). Met dezelfde liefde en in dezelfde mate, waarmede de Vader Zijnen Zoon juist als Hoofd en Middelaar Zijner Gemeente heeft liefgehad, heeft deze Middelaar óók al de Zijnen liefgehad. Dezelfde liefde des Vaders jegens Zijnen Zoon, wijl die Zoon arme verlorene zondaren wilde zalig maken, heeft ook den Zoon bewogen, om het werk der verlossing te volbrengen. Van deze liefde des Vaders jegens Zijnen Zoon getuigt de Heere nog bij eene andere gelegenheid: „De Vader heeft den Zoon lief en toont IIem alle dingen", d. i. onderwijst Hem aangaande den weg der verlossing, het lijden en de heerlijkheid daarna volgende. En God de Vader verklaarde Zelf met eene hoorbare stem uit den hemel: „Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wolken Ik Mijn welbehagen heb". Diezelfde liefde nu, die God de Vader heeft jegens Zijnen Zoon, als Verlosser, als Hoofd der Gemeente, en wijl de Zoon Zich alzoo volkomen overgaf, om den wil des Vaders te volbrengen en zondaren voor eeuwig te redden, — diezelfde liefde heeft de Zoon jegens al de Zijnen; dus eene liefde even almachtig, even vrijmachtig, even genadig, even onveranderlijk, evenzeer alléén maar bedacht op het eeuwig heil van arme ellendige menschen, als de liefde des Vaders. De Vader en de Zoon zijn één ook in de liefde. En die liefde heeft de Zoon jegens do Zijnen bewezen, toen Hij om hunnentwil Zijne heerlijkheid verliet en de gestaltenis eens dienstknechts aannam, om voor de Zijnen te lijden en te sterven; Hij heeft Zijn leven voor hen in den dood gegeven.
„ B l i j f t in deze M i j n e l i e f d e . " Dat wil niet zeggen: maakt u deze liefde waardig; want de liefde van Christus is eene vrijwillige liefde; wie zich de liefde van Christus waardig wil maken, blijft juist n i e t in haar, maar tracht haar eerst te verwerven. Neen, als de Heere zegt: „Blijft in deze Mijne liefde", dan bedoelt Hij veeleer, dat wij ons in het gevoel onzer eigene verlorenheid en van ons eigen ongeloof daaraan toch houden mogen, dat Hij met al Zijne woorden niets op het oog heeft dan onze behoudenis, ons heil en eeuwig geluk. „Blijven in de liefde des Heeren", wil zeggen, dat wij in allen nood en bij alle aanvechting, ja tegenover alle bestrijding der zonde, der wereld en des duivels toch vertrouwen: Jesus is en blijft toch Jesus, Zijne liefde sterft niet, Hij heeft mij liefgehad, terwijl ik toch dood was in zonden en misdaden en mijn aard verdorven blijft; Zijne liefde was vrij; aan Hem houd ik mij; Hij zal mij niet begeven, noch verlaten.
Vers 10. „ I n d i e n gij M i j n e g e b o d e n b e w a a r t, z o o z u l t g i j in M i j n e l i e f d e b l i j v e n ; gel i j k e r w i j s I k de g e b o d e n Mijns V a d e r s b e w a a r d heb, en b l i j f in Z i j n e l i e f d e . " Bewaren dus de Zijnen Zijne geboden, zoo zullen zij in Zijne liefde blijven; gelijk de Heere Jesus Zijns Vaders geboden bewaard heeft, en bleef in Zijne liefde. Wat zijn dat voor geboden, de geboden van Christus ? Dat zijn de geboden der zelfverloochening, der liefde onder elkander, der ontferming jegens het arme en ellendige, der vergevensgezindheid; het gebod om te verdragen, te lijden, om te zegenen, die ons vervloeken; het gebod om met al onze zonden en schulden tot Christus de toevlucht te nemen, en het leven en de zaligheid in en bij Hem alleen te zoeken. Als wij aan die geboden nu indachtig blijven en ze in practijk brengen, zoo zullen wij blijven in de liefde van Christus jegens ons, zoo zal die liefde voortdurend ons deel zijn.
Maar hoe nu? hangt dan ons blijven in de „liefde van Christus" af van ons bewaren van Zijne geboden? Hierop zij geantwoord: De onderhouding van Christus' geboden, zooals wij die hebben uitgelegd, en het blijven in de liefde van Christus is één, is niet te scheiden. Wie te midden van het gevoel zijner eigene zonde en verlorenheid geene andere uitkomst, geene andere verlossing blijft vinden dan in de liefde van Christus jegens hem, kan onmogelijk tegelijkertijd de geboden, de woorden van Christus verachten. Waar men als een in zichzelven goddelooze, als een arm, verloren zondaar blijft in de liefde van Jesus Christus, daar wandelt men ook in Zijne geboden, evenals Christus de geboden Zijns Vaders bewaard heeft en bleef in Diens liefde.
Jesus Christus Zelf bleef hier op aarde volharden in het geloof: „Hij, daarboven, is toch Mijn Vader, en Ik ben toch Zijn Kind, al moet Ik hier ook lijden en sterven", en daarin blijvende, ging Hem des Vaders gebod boven alles. Christus Zelf heeft het voor de Zijnen verworven, dat zij geleid worden door het Woord en den Geest Gods, om Zijne geboden te bewaren en te blijven in Zijne liefde. Deze Geest drijft hen, om op Christus te zien als hun Hoofd, en om zich door de woorden des Heeren te laten leiden.
En laat ons nu hooren, met welk heerlijk doel de Heere Jesus ons deze onderwijzing heeft gegeven. Hij zegt: „ D e ze d i n g e n h e b I k t o t u g e s p r o k e n , o p d a t M i j n e b l i j d - s c h a p in u b l i j v e , en uwe b l i j d s c h a p v e r v u ld w o r d e " . O, de duivel maakt eenen mensch, en vooral degenen, die des Heeren zijn, gaarne treurig, maar de Heere Jesus maakt gaarne blijde. En zoo spreekt Hij dan tot ons Zijne woorden, opdat door die woorden de blijdschap, de blijdschap in Hem, gedurig opnieuw gewerkt en bevestigd worde, en alzoo in ons blijve. Hij Zelf is de Bewerker en de Oorzaak onzer blijdschap; want in Hem hebben wij de verlossing van zonde en dood, en door Zijn Woord en Geest neemt Hij de treurigheid uit onze harten weg en onderwijst ons zóó, dat wij goedsmoeds en blijde worden. J a Hij spreekt zóó tot de Zijnen, dat Zijne blijdschap in hen blijft, en niet weggenomen kan worden; Hij spreekt gedurig opnieuw tot hen, en zoo worden zij telkens opnieuw blijde. Zóó wordt hunne blijdschap vervuld, ja volkomen, en zal de overhand behouden over zonde, wereld, dood en duivel. Alles in en door Hem: gerechtigheid, heiliging, verlossing, eeuwig leven, — dat blijft de blijdschap der Zijnen, en al de woorden des Heeren strekken, om deze blijdschap in hen te doen blijven en volkomen te maken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juli 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Verklaring van Johannes 15. VERS 7 — 1 1.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juli 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's