Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Hebreen. HOOFDSTUK 7 : 4 — 1 0 .

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Hebreen. HOOFDSTUK 7 : 4 — 1 0 .

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vers 4. „ A a n m e r k t nu, hoe g r o o t d e z e g e w e e st z i j , aan d e n w e l k e n ook A b r a h a m , de p a t r i a r c h, t i e n d e n g e g e v e n h e e f t uit den b u i t ."
De Apostel gaat in Yers 4 vv. voort met ons Melchizedek voor te houden, en vergelijkt hem met Levi. Hoe groot Melchizedek was in vergelijking met Levi, dat wil in de toepassing zeggen: hoe groot Christus is, als wij Hem met den dienst van het „doe dat" vergelijken. De Apostel schrijft, opdat wij toch uit onze oogen zien, opdat wij zien, Wien wij hier voor ons hebben. Als wij geene zonden hebben, als wij er geen berouw over hebben, als wij geene begeerte hebben om er van bevrijd te zijn, als wij niet naar een goed geweten verlangen, — dan zullen wij niet zien. Als wij echter van vreeze des doods God met onze oogen niet kunnen zien, dan komt God, en zie, dan gaan de oogen open en men ziet, welk een groot man Melchizedek is geweest als priester, en hoe klein het levietische priesterschap voor God is, en wanneer wij dan eene vergelijking maken, dan zullen wij zien, dat Melchizedek eene afschaduwing is van Christus.
Abraham was een groot man. Er zijn wel vele menschen geweest, die den bijnaam „de groote" hebben verworven, maar niemand is zoo groot geweest als Abraham. Abraham is een vader van alle geloovigen. Yoor Gods gericht is hij wel is waar niet grooter dan de moordenaar aan het kruis, niet grooter dan een kindeken. Maar de moordenaar was toch ook een groot man, en een kindeken is voor God grooter dan een reus. Abraham heeft God geloofd, en dat is hem tot rechtvaardigheid gerekend; hij heeft den dood gezien en het leven geloofd. Nu weet gij, wie voor God groot is. Dan is men voor God groot, wanneer men den dood ziet en het leven gelooft te midden van den dood. De Apostel schrijft van dezen Abraham Rom. 4 : 16: „De beloftenis is uit het geloof, opdat zij naar genade zij; ten einde de belofte vast zij al den zade, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof Abrahams is, welke een vader is van ons allen". Paulus bedoelt hier de belofte des eeuwigen levens in Christus. God wil eene belofte geven, waaraan a I het zaad wat hebbe, ook de goddelooze, die gelooft wat Abraham geloofde, dat God den goddelooze rechtvaardigt. — Yers 17: „Voor Hem, aan Welken hij geloofd heeft, namelijk God, Die de dooden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren." Dat is het, wat Abraham geloofde: hij geloofde in dien God, Die de dooden levend maakt. — Vers 18: „Welke tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken". Er staat niet: van vele Joden, maar: van vele volken, d. i. van vele Heidenen. — Vers 20: „En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof...." Is dat alles bij Abraham zoo geweest, #at wij Vers 19—24 lezen? heeft hij niet getwijfeld? Daar vraag ik niet naar. De Apostel Paulus werpt alle woorden der menschen overhoop en ziet op het geloof. En wij weten immers, dat Abraham door de werken bewezen heeft, dat hij God geloofde ; zelfs toen hij Izak moest offeren, ging hij niet te rade met vleesch en bloed, maar geloofde. Wie nu slechts nood en dood voor oogen heeft, en te midden van zijne verlorenheid do hand op Gods Woord legt en zich daaraan houdt, die is een waar kind van vader Abraham. Hij was een groot man, niet voor den duivel, maar voor God; niet voor de wereld, maar voor de engelen. In de lloomsche Kerk heeft men vele groote heiligen, maar vergeleken met Abraham beteekenen zij allen niets.
In den toenmaligen tijd dachten de meesten: „wij komen in den hemel, wij hebben de genade, dewijl wij afstammen van Abraham; hij is onze vader, en daarom is ook God onze Vader". Dat meenden zij, maar zij waren kinderen des duivels. Voor God stond Abraham veel hooger dan de engelen. Voor de engelen heeft God Zjjn bloed niet vergoten, maar wel voor hem. Is men Abrahams kind, dan is men ook eifgenaam des hemels. Wat moet men dan doen? moet men zeggen: „heilige Abraham, bid voor ons"? Neen, ik kan het niet genoeg uitspreken, hoe hoog Abraham stond, en deze man g e e f t a an M e l c h i z e d e k de t i e n d e n . Hij heeft al den buit bemachtigd, en het is dus het zijne. Geeft hij er nu aan eenen ander de tienden van, dan bewijst hjj daarmee, dat het n i e t het zijne is. Wanneer Abraham dus aan Melchizedek de tienden geeft, dan erkent hij Melchizedek als den priester Gods, des Allerhoogsten, dat die is de eenige hoogepriester, dat die er de eigenlijke eigenaar van is.
Vers 5. „En die u i t de k i n d e r e n van L e v i het p r i e s t e r d o m o n t v a n g e n , hebben wel bevel, om t i e n d en t e n e m e n van h e t v o l k , n a a r de W e t , d a t i s , v an h u n n e b r o e d e r e n , h o e w e l d i e u i t de l e n d e n A b r a - h a m s v o o r t g e k o m e n z i j n ."
De kinderen van Levi ontvingen, toen zij voor het priesterschap werden aangewezen, een gebod, dat zij nml. de tienden moesten nemen. Abraham, d. i. zijne nakomelingschap, heeft later aan het levietische priesterdom de tienden gegeven. God heeft het met een gebod bevestigd. Nu moet gij echter niet denken, dat daarin de zaligheid ligt. Als ik in verlegenheid ben, dewijl er volstrekt geld moet zijn, terwijl ik oud en arm ben, — dat is voorzeker erg; maar als de koning mij mijne schuld wil kwijtschelden, heeft hij dan geene macht genoeg, om mij alles te geven, wat er moet zijn ? — De kinderen van Abraham hebben naar Gods gebod aan de Levieten de tienden gegeven. Dat is wel goed, als ik een Jood ben, maar als ik een Heiden ben? God heeft gezegd: de k i n d e r en v a n Levi z u l l e n de t i e n d e n n e m e n van h u n ne b r o e d e r e n . Maar Levi is mijn broeder niet, ik kom met de verachte Heidenen uit Galilea, Syrië, Babyion, en zoek tevergeefs een bewijs, dat ik Heidenkind aan de kinderen van Levi de tienden moet geven. Betalen moet ik, maar aan wien? Aan de kinderen van Levi niet. Die uit de lendenen van Abraham zijn voortgekomen, die moeten aan de kinderen van Levi de tienden betalen. Levi neemt de tienden van Abrahams kinderen. Dat gebod is op Sinaï gegeven Daar komt nu Abraham en geeft, vóórdat het gebod gegeven is, de tienden aan eenen hoogepriester, die niet van dat geslacht is, niet tot de kinderen van Levi behoort. Waar komt hij vandaan? Yan God. Hij komt niet uit vleesch en bloed, zijn geslacht wordt niet genoemd, geen mensch weet, van waar hij is. Aan hem geeft Abraham de tienden, en hij neemt ze aan. Die nu van Abraham de tienden neemt, hoewel er geen gebod gegeven is, -— wat voor een mensch moet hij zijn? H i j moet het zijn, Die zegt dat zij den Zoon moeten eeren, gelijk zij den Vader eeren, Hij, Die worstelt in het stof in Gethsémané, Die Zijn bloed laat afvloeien op de aarde, Die lijdt op Golgotha, — en wanneer Hij later Zijne wonden toont, dan zeg i k : Hij is God, mijn God en Heere! Wanneer er iemand optreedt, die volgens de Schrift niet van Levi is, en Die toch van Abraham de tienden neemt, hem zegent en hem eene belofte geeft, dan vraag ik: wie is dat? Paulus heeft het uitgesproken, dat alle knie zich in Zijnen Naam buigen zal; zóó bewijst hij, dat Hij het is. Die zeggen kan: „het is alles het Mijne!"
Vers 6 en 7. „Maar h i j , die z i j n e g e s l a c h t r e k e - n i n g u i t h e n n i e t h e e f t , d i e h e e f t v a n A b r a h am t i e n d e n g e n o m e n , en h e m , d i e de b e l o f t e n i s s en h a d , h e e f t h i j g e z e g e n d . Nu z o n d e r e e n i g t e g e n - s p r e k e n , h e t g e e n m i n d e r is, w o r d t g e z e g e n d van h e t g e e n m e e r d e r is."
Degene, die zegent, heeft meer dan hij, die gezegend wordt. Zegent hij uit God, dan heeft hij macht om over hemel en aarde te beschikken, dan heeft hij macht om eenen mensch heilig te spreken. Abraham had de belofte: „In uw Zand zullen alle geslachten der aarde gezegend worden", — „alzóó zal uw zaad zijn", — „koningen zullen uit u voortkomen". Abraham heeft in de belofte van Uod alles ontvangen, alles wat van de heerlijkheid der Gemeente geschreven staat, had hij in zich. Er is niet één vorst geweest, zóó groot als Abraham, en zóó groot als allen, aan wie God de gerechtigheid uit genade schenkt, zonder werken; en deze man, aan wien God alles gegeven heeft, die in zijn zaad machtiger is dan alle koningen, uit wien de Heere is gekomen, g e e f t aan dien vreemden man, die van Jerusalem komt, de t i e n d e n , en o n t v a n g t van h e m den zegen.
Zoo waar het is, wat de Apostel zegt: „Zonder tegenspreken, hetgeen minder is, wordt gezegend van hetgeen meerder is", zoo waar is het, dat alles, wat hierbeneden, op aarde, is (vergel. Hoofdst. 8 : 4), dus het levietische priesterdom, niets uitricht, niets vermag. Men heeft hun wel de tienden gegeven, maar de p r i e s t e r s z i j n a l l e n g e s t o r v e n . Het ging met hen door toorn en dood heen. Ik moet echter eenen man hebben, die niet sterft, wanneer ik hem de tienden geef; die in het leven blijft, opdat ik aan hem eenen man heb, aan wien ik mij kan houden, van wien ik kan zeggen, wat ik in Ps. 23 lees. — Het levietische priesterdom sterft; maar Abraham betaalt de tienden aan Hem, van Wien betuigd wordt, d a t H ij e e u w i g l e e f t.
Abraham heeft aan Melchizedek de tienden moeten geven. Levi ontving de tienden van het volk, en daarvan moest hij weer aan den Heere de tienden geven. Dat is de prediking, die Mozes reeds heeft laten hooren.
Vers 9 en 10. „En, om zoo te s p r e k e n , ook L e v i, d i e t i e n d e n n e e m t , h e e f t door A b r a h a m t i e n d en g e g e v e n , w a n t h i j was n o g i n d e l e n d e n d e s v a d e r s, a l s h e m M e l c h i z e d e k te g e m o e t g i n g ."
Toen Abraham Melchizedek de tienden gaf, deed Levi het, want hij is uit Abrahams lenden voortgekomen; toen de vader het deed, deed de zoon het in de lenden zijns vaders.
A b r a h a m h e e f t L e v i de t i e n d e n d o e n b e t a l e n, en daar neemt het levietische priesterschap een einde, en blijft het priesterschap van Melchizedek. Zóó schrijft de Apostel, om ons te bemoedigen, nadat hij in Psalm 110 gelezen heeft: „ G i j z i j t P r i e s t e r i n e e u w i g h e i d n a a r de o r d e n i ng v a n M e l c h i z e d e k " . Om vrij te worden, moeten wij ons in de banden des duivels gevoelen en bevinden, en op Melchizedek zien, Dien God gesteld heeft; want Christus is naar de ordening van Melchizedek.
In het levietische priesterdom ligt de gedachte: als ik maar in den hemel kom, dan is het mij om het even, waar God, de Wet, de zonde, de naaste blijft. Maar daarbij wordt men tot eenen afgodendienaar. Dan is het niet God, maar het eigen „ik", dat men zoekt, en daarbij moet men zich afmartelen en huichelen voor en na. Dat is alles hoogmoed. Men vreest daarbij God, en God weet er toch niets van. Wie nu in waarheid God dient, wie gaarne eerlijk zou willen wandelen, niet meer den naaste dooden, kuisch en eerbaar leven, een vrij geweten hebben, die heeft de tienden aan het priesterdom gegeven; maar Gods genade was hef, — hij werd mede op den berg Hor gebracht, daar zag hij Aaron sterven en zijnen Christus bekleed (Num. 20), en in Christus zichzelf; en wie nu in geloof gerechtvaardigd is, die neemt het geestelijke van de Tien Geboden, geeft het aan zijnen Christus, geeft Hem van al wat God hem heeft geschonken de tienden, en belijdt, dat Christus alleen de Man is, Die in het goede land brengt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 10 Pagina's

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Hebreen. HOOFDSTUK 7 : 4 — 1 0 .

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 10 Pagina's