Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedachten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedachten.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Profeet Daniël schrijft aldus: „De Heere verandert de tijden en stonden, Hij zet de koningen af, en Hij bevestigt de koningen". Zoo ook: „Opdat de levenden bekennen, dat de Allerhoogste machtig is in het rijk der menschen; en Hij zal dat geven dien, dien Hij Zelf wil". Alhoewel de Schriftuur vol is van dusdanige spreuken, zoo zijn zij toch in 't bijzonder te vinden in dezen Profeet Daniël. Het is genoeg bekend, hoedanige koning Nebukadnezar, die Jerusalem won en innam, geweest is, te weten een straf roover en verderver van andere volken en koninkrijken. En evenwel zegt de Heere bij Ezechiël, dat Hij aan dien koning Egypte heeft gegeven, tot belooning van zijnen dienst, dien hij Hem had gedaan in het verwoesten daarvan. En Daniël zeide tot hem: „Gij, o koning, zijt een koning der koningen; want de God des hemels heeft u een koninkrijk, macht en sterkte en eer gegeven ; en overal, waar menschenkinderen wonen, heeft Hij de beesten des velds en de vogelen des hemels in uwe hand gegeven, en Hij heeft u gesteld tot eenen heerscher over al dezelve". Wederom werd tot zijnen zoon Belsazar door denzelven Daniël gezegd: „De allerhoogste God heeft uwen vader Nebukadnezar het koninkrijk en grootheid en eer en heerlijkheid gegeven; en vanwege de grootheid, die Hij hem gegeven had, beefden en sidderden alle volken, natiën en tongen voor hem". Wanneer wij hooren, dat hij van God tot eenen koning is gesteld geweest, zoo laat ons meteen in ons gemoed overleggen en bedenken die hemelsche bevelen, waarmede ons geboden is den koning te eeren en te vreezen; en wij zullen alsdan niet twijfelen den allerhoogsten tiran zoodanige eer toe te dragen, als de Heere hem gewaardigd heeft te geven.
__________
„Ik heb de aarde gemaakt, spreekt de Heere, en de menschen, en de dieren, die op de aarde zijn, door Mijne groote kracht en uitgestrekten arm ; en Ik geef die dengene. in denwelken Mijne oogen een welgevallen hebben. Zoo heb Ik dan nu al deze landen gegeven in de hand van Mijnen knecht Nebukadnezar, en alle volkeren en groote koningen zullen hem dienen, totdat de tijd zijns lands zil komen. En het zal geschieden, dat Ik dat volk en dat koninkrijk, hetwelk den koning van Babel niet wil dienen, zal bezoeken met het zwaard, met honger en met pestilentie. Dient derhalve den koning van Babel, en gij zult leven" (Jer. 27 : 5 vv.). Wij zien hier, met hoe groote gehoorzaamheid de Heere gewild heeft, dat deze wreede en verschrikkelijke tiran zou worden gediend en geëerd,, en dat om geene andere oorzaak, dan omdat hij het koninkrijk bezat, welke bezitting bewees, dat hij door Gods ordonnantie op den koninklijken troon gesteld en tot koninklijke majesteit verheven was, welke niet mocht geschonden of gekwetst worden.
Indien dit gevoelen eenmaal in onze gemoederen vast ingedrukt is en van ons geduriglijk bedacht wordt, dat namelijk door hetzelfde bestel en besluit Gods, waardoor de autoriteit en de macht van alle koningen is bevestigd, ook de allerbooste koningen geordineerd en ingesteld worden, zoo zullen ons deze dwaze en oproerige gedachten nimmermeer in den zin komen, te weten dat een koning behoort te worden behandeld naar zijne verdiensten, en dat hot tegen rede is, dat wij ons zouden houden en gedragen als onderdanen van dien, die van zijne zijde zich tegenover ons niet gedraagt, gelijk eenen koning betaamt.
__________
„Ik heb", zegt de Heere, „Nebukadnezar het rijk gegeven, derhalve dient hem, en gij zult leven". Waaruit ontwijfelbaar volgt, dat wij moeten dienen dengeue, wien het rijk en de heerschappij in handen wordt gesteld. Want het is alzoo, dat de Heere, zoo haast als Hij iemand tot de koninklijke waardigheid en hoogheid verheft, ons daarmee Zijnen wil en welbehagen bekend maakt, dat Hij wil, dat die regeeren zal. Hiervan hebben wij in de Schriftuur eenige algemeene getuigenissen. Salomo zegt in zijne Spreuken: „Om de overtreding des lands zijn deszelfs vorsten vele". En Job: „Hij beneemt de onderdanigheid aan de koningen, en Hij omgordt dezelve wederom met macht". Dit aldus bekend zijnde, zoo blijft ons niets anders over, dan dat wij hen dienen, indien wij willen leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Gedachten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's