Aanteekening op Psalm 90 : 1.

„ H e e r e ! Gij z i j t ons g e w e e s t e e n e T o e v l u c ht v a n g e s l a c h t t o t g e s l a c h t ."
Wat Mozes, de „man Gods", hier biddende tot den Heere uitspreekt, blijft de belijdenis van allen, die des Heeren zijn, eene belijdenis op ervaring gegrond. Mozes zegt dan ook niet: „Heere! Gij zijt m i j " , maar: „Gij zijt ons geweest eene toevlucht". Hij spreekt alzoo in den naam van de Gemeente des Heeren. En gewis, dat had hij met hot gansche volk Israël ondervonden, hoe zij in den Heere, Jehovah, den getrouwen Verbondsgod, allerlei uitkomst en hulpe, allerlei bescherming en bewaring hadden gehad. Die was hun van geslacht tot geslacht geweest eene t o e v l u c h t , waarheen zij vloden, als hun bange was; tot Hem waren zij gegaan met hunne nooden, hunne zonden, hunne gevaren en aanvechtingen, en zij waren niet beschaamd geworden. De Heere had hen gedurig door Zijne almachtige en genadige hand gered; de Heere had wonderen van almacht en trouw voor hen gedaan.
Hij had voor hen eenen weg gebaand door de waterstroomen; hunne vijanden had Hij verslagen; uit de rots had Hij water voor hen doen vloeien; met brood uit den hemel had Hij hen gespijzigd; door eene wolkkolom des daags en eene vuurkolom des nachts had de Heere Zijn volk trouw geleid, en bovenal had Hij Zijne genade bewezen in het bloed der verzoening, waarin Zijn volk immer had de bedekking van zonde en schuld. O, Hij had met de Zijnen niet gedaan naar hunne zonden, maar als zij weèr alles hadden bedorven en dan, gedreven door den nood, tot den Heere riepen om genade, om uitkomst, dan nam Hij hunne angsten weg en dan hielp Zijne ontfermende hand hen weder uit en redde hen. — Zóó was het gegaan v a n g e s l a c h t t o t g e s l a c h t , en daarover verheerlijkt Mozes God in zijn gebed.
Maar wij dan, kunnen wij dat met Mozes medebidden? Kunnen wij dat mede betuigen ? In deze woorden uit den 9Q>ttn p g a i m komt de Heere ook tot ons en Hij wjjst ons daardoor op Zichzelven, als op de éénige waarachtige toevlucht. Er is geen Heiland behalve Hem. (n al het zichtbare, in alle schepselen te zamen, in de macht of wijsheid, in de gerechtigheid des menschen is geene veiligheid, geene schuilplaats, geene uitkomst voor ons. Dat is alles ijdelheid der ijdelheden, dat alles blijft niet, dat alles wisselt en sterft weg. Dat alles baat niet voor eene eeuwigheid; het helpt ons niet in den nood der zonde en des doods. De Heere alleen, de God en Vader onzes Heeren Jesus Christus, is eene toevlucht voor ons arme, zondige schepselen; Hij kan helpen, H i j alléén.
Ja, Hij is eene toevlucht voor al de Zijnen. Dat predikt hun luide het verleden, dat prediken hun zoovele jaren, die zij reeds doorleefden. „De Heere heeft ons tot hiertoe geholpen", dat verkondigt luide ieder achter ons liggend jaar. Hij deed met ons niet naar onze zonden. Hij vergold ons niet naar onze ongerechtigheden; Hij hielp vaak ongedacht en onverwacht, en Hij schonk wel zeer zeker daarin den grootsten zegen, dat Hij ons Zijn Woord gaf en de verkondiging van dat Woord.
Hij is eene toevlucht voor de Zijnen. O, Hij stoot niet van Zich het hart, dat schreiend tot Hem vlucht, dat tot Hem zich wendt om troost, om licht, om uitkomst, — neen, Hij neigt Zijn oor tot het geroep der Zijnen; Hij vermenigvuldigt de sterkte dien, die geene sterkte heeft, en Hij beschaamt ons ongeloof, onze bezorgdheid; in Hem is het leven, de gerechtigheid, het waarachtige heil voor al de Zijnen. Zijn Naam, Zijn Heilands-Naam, zij alleen geprezen.
31 December 1889. W. E. M. E.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen