Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking van Deuteronomium, Hoofdstuk 4. (6de Gedeelte.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking van Deuteronomium, Hoofdstuk 4. (6de Gedeelte.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nadat Mozes nu dit alles aan zijn volk heeft voorgehouden, gaat hij de slotsom daaruit trekken, uitgesproken in de vermaning, die hij tot Israël richt, Vers 39 en 40: „Zoo z u lt g i j h e d e n w e t e n en in u w e h a r t e n h e r v a t t e n , d at d e H e e r e d i e G o d i s , b o v e n in d e n h e m e l en o n d er o p de a a r d e , n i e m a n d m e e r ! En g i j z u l t h o u d en Z i j n e i n z e t t i n g e n en Z i j n e g e b o d e n , die ik u h e d en g e b i e d e , o p d a t h e t u e n u w e n k i n d e r e n w e l g a , en o p d a t g i j de d a g e n v e r l e n g t in h e t l a n d , d a t de H e e r e , uw G o d , u g e e f t v o o r a l t o o s ".
„Gij zult w e t e n " , — d. w. z. als gij golet hebt op alles, waarop ik u heb gewezen, als gij in waarheid naar de vorige dagen vraagt, en bedenkt al wat er geschied is, de aandacht schenkt aan al wat de Heere, in woord en daad, aan u heeft gewrocht, dan moet gij wel erkennen, dat er niemand is gelijk Hij. Dat „gij zult weten" duidt niet eene bloot verstandelijke kennis aan, door redeneering verkregen; neen, Mozes bedoelt daarmede: gij zult van die kennis geheel en al doordrongen wezen. „En gij zult in uwe h a r t e n h e r v a t t e n , dat de Heere die God is". Wij kunnen dit zeer goed vertalen met: „gij zult het ter harte nemen", en er uw voordeel mede doen! Wat zullen zij ter harte nemen? „Dat de H e e r e d i e G o d is."
Deze overzetting lijdt ietwat aan onduidelijkheid en drukt den zin minder krachtig uit. Mozes heeft naar den grondtekst gezegd: „dat de Heere God is", — dat Jehovah „Degene is, Die te vreezen is". Jehovah is God, Hij alleen, boven in den hemel en onder op de aarde. Dat is zelfs door Heidenkinderen erkend. De mond van Rachab heeft het beleden voor de verspieders, door Josua gezonden, om Jericho's ligging en gesteldheid uit te vorschen: „Wij hebben gehoord, dat de Heere de wateren der Schelfzee uitgedroogd heeft voor ulieder aangezicht, toen gij uit Egypte gingt; en wat gijlieden den twee koningen der Amorieten, Sihon en Og, gedaan hebt, die op gene zijde der Jordaan waren, dewelke gijlieden verbannen hebt. Als wij het hoorden, zoo versmolt ons hart, en er bestaat geen moed meer in iemand, vanwege ulieder tegenwoordigheid; want de Heere, ulieder God, is een God boven in den hemel, en beneden op de aarde" (Jos. 2 : 10 en 11).
Gij zult dat h e d e n weten en h e d e n ter harte nemen, — de zaak kan geen uitstel lijden. Stelt het niet uit tot morgen, want gij weet niet, of gij den dag van morgen wel zult beleven. „Heden zoo gij Zijne stemme hoort, verhardt uwe harten niet!" „En g i j z u l t h o u d e n Z i j n e i n z e t t i n g e n en Z i j n e g e b o d e n , d i e ik u h e d e n g e b i e d e , o p d at h e t u en u w e n k i n d e r e n na u w e l g a , in h e t l a n d, d a t de H e e r e , uw G o d , u g e e f t v o o r a l t o o s " . Inzettingen en geboden bedoelen in dit verband één en dezelfde zaak: daaronder worden verstaan alle verordeningen, die Mozes in de volgende redevoeringen aan het volk geeft (Deut. 5 : 1 ).
De eerste naam, „inzetting", wijst op het vaste karakter daarvan, (vergelijk het woord: „Gij zult tot dit woord, dat ik u gebiede, niet toedoen, ook daarvan niet afdoen", Deut. 4: 2), terwijl in de tweede benaming, „geboden", de noodzakelijkheid ligt opgesloten voor Israël, om daaraan te gehoorzamen.
„Gij zult houden Z i j n e inzettingen en Z i j n e geboden." — Wat Mozes Israël voorschrijft, is niet een menschenwoord; neen, het zijn de geboden des Heeren, van dien God, Die alleen God is in hemel en op aarde, buiten Wien er geen God is; van dien God, Die al die wonderen van barmhartigheid aan hen heeft verricht; van dien Heere, Die hen Zich tot een volk heeft verkoren, Die hen uit de hand hunner vijanden verlost heeft Zijne geboden en Zijne inzettingen zullen zij houden, Zijn Woord hooren, en dat doen. God legt daarmede Zijn volk geenen last op; verre van daar: al die geboden en die inzettingen ziju ten nutte des volks, het is al tot hun welzijn gegeven, in Zijne genade heeft God hun dit alles geboden. Daarvan spreekt Hij Zelf bij Ezechiël (20 : 10 en 11): „Ik voerde hen uit Egypfeland en bracht hen in de woestijn. Daar gaf Ik hun Mijne inzettingen en maakte hun Mijne rechten bekend, dewelke, zoo ze een mensch doet, zal hij door dezelve leven". Dat heeft ook David erkend; daarom zingt hij in den 19d c " Psalm: „De bevelen des Heeren zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des Heeren is zuiver, verlichtende de oogen. De vreeze des Heeren is rein, bestaande tot in eeuwigheid; de rechten des Heeren zijn waarheid, te zamen zijn zij rechtvaardig. Zij zijn begeerlijker dan goud, ja dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem. Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is gvoote loon". God eischt van Zijn volk, dat zij Zijne geboden bewaren zullen, — maar God weet wel, dat zij, die in zonde ontvangen, in ongerechtigheid geboren zijn, dat niet kunnen doen. Hij eischt het dan ook niet van hen als uit hun eigen vermogen. Neen, Hij Zelf wil hen leiden in het rechte spoor. Dan alleen zullen de Israeliëten doen, wat God hun gebiedt, als zij met erkentenis van eigen onbekwaamheid tot Hem komen, met de bede: „Heere, leid Gij Zelf ons en leer ons!" want dat gebed vindt verhooring bij den God van alle genade! Het is dus Zijn werk alleen! Nochtans wil Hij hen, die aldus in Zijne wegen gaan, beloonen. „In het houden van die is groote loon", voor de eeuwigheid, maar ook voor den tijd; naar het geestelijke, maar ook naar het lichamelijke.
Houden zij de geboden en de inzettingen des Heeren, dan zal het hun wélgaan, gelijk Mozes dan ook zegt: „opdat het u en u w en k i n d e r e n na u w e l g a , en o p d a t gij de d a g e n verl e n g t in het land, dat de H e e r e , uw God, u g e e f t voor altoos". God heeft aan het wandelen in Zijne wegen Zijnen zegen verbonden, en dat niet alleen voor het volk zelf, maar ook voor hun zaad. Zij en hun zaad na hen zullen welvaart genieten in het land, dat de Heere, hun God, hun schenkt. Zij en hun zaad zullen de dagen verlengen, d. w. z. lang leven in het land der belofte. En dat geldt niet voor een zeker aantal jaren, maar „voor altoos", of zooals er letterlijk staat: „al de dagen", t. w. die zij en hun zaad op aarde zullen vertoeven. Want God neemt Zijne belofte niet terug. Wandelen zij in 's Heeren wegen, dan zullen zij het goede zien in het land, hun ten erfdeel geschonken. Niemand zal hen daaruit kunnen verdrijven, want Jehovah, Die alleen God is in hemel en op aarde, Hij Zelf handhaaft Zijn volk in de bezitting tegen eiken vijand, hoe machtig hij ook schijne! Want Hij houdt trouwe in eeuwigheid en laat nimmer varen de werken Zijner handen.
„Gij zult heden weten en in uw hart hervatten, dat de Ileere die God is, boven in den hemel en onder op de aarde; niemand meer." Het ie volstrekt niet overbodig, dat Mozes dit met allen nadruk aan zijn volk voorhoudt, want het is een hardnekkig, vergeetachtig volk; onleerzame kinderen zijn het, ondanks alles wat zij zeiven hebben ondervonden. Verwondering kan het ons niet baren, want Israël was van geen ander maaksel dan wij.
En die vermaning is voor ons ook verre van overtollig. Ook wij verliezen telkens den eenigen waren God uit het oog, vergeten, dat er buiten Hem geen God is, maken onszelven allerlei goden, van hout en steen, ijdeler dan de ydelheid zelve! Met die afgoden moeten wij breken! Daarom wordt ook ons dit woord voorgehouden : „Gjj zult heden weten en in uwe harten hervatten, dat de Heere die God ia, boven in den hemel en onder op de aarde; niemand meer!" en het is noodig, dat het ons iederen dag opnieuw wordt gepredikt! Heden, bedenk heden, wat tot uwen vrede dient!
Des Heeren inzettingen en Zijne geboden hebben ook wij te bewaren; alleen dan zal het ons welgaan! Maar hoe zal dat mogelijk zijn? Indien wij onszelven voortdurend beproeven, zal bij ons, zoo wij door den Geest Gods verlicht worden, altijd de belijdenis aanwezig zijn: „Ik heb gedwaald als een verloren schaap", want wij zijn telkens opnieuw van den rechten weg af; maar ziende op het Woord des Ileeren ook wederom: „Zoek Uwen knecht, want ik heb Uwe geboden niet vergeten".
Dit is des Heeren gebod: „Wendt u naar Mij toe, alle gjj einden der aarde, want Ik ben God, en niemand meer!" Met onze menigvuldige afdwalingen tot Hem henen, — dan zullen wij gereinigd worden ook van onze verborgen afdwalingen in het bloed des Lims, dat geslacht is, —• dan zullen wij worden geze't op den weg der gerechtigheid, geleid en gehouden in het pad van des Ileeren eeuwiggeldende geboden door den Heiligen Geest, — en het zal ons en onzen kinderen welgaan, wij zullen beërven de rust, die God Zijn volk heeft bereid, wij zullen ingaan in het goede land, dat Hij Zijn volk in Zijne genade heeft beschoren, en niemand zal ons daaruit kunnen verdrijven, want de waarachtige, levende God is onze God, en Hij is machtiger dan alle vijanden. Voor Hem en Zijnen Gezalfde moeten alle vijanden zwichten. Ter dood toe zal Hij ons geleiden, ja over den dood heen. Wij zullen genieten het goede van Zijne woning, hier te midden van zonde en dood, hierna eenmaal ongestoord, en Hem eeuwig lofzingen voor Zijne grondelooze barmhartigheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Overdenking van Deuteronomium, Hoofdstuk 4. (6de Gedeelte.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's