Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Koninkrijk Gods en het koninkrijk der wereld.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Koninkrijk Gods en het koninkrijk der wereld.

(Overdenking van Handelingen 1 : 3b.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Sprekende van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan."

Wij weten uit Gods Woord, dat de Heere Jesus, nadat Hij geleden had, Zichzelven levend vertoond heeft met vele gewisse kenteekenen, veertig dagen lang, zijnde gezien van de Apostelen en van vele andere discipelen en discipelinnen. Met de Apostelen, die Hij geroepen had, om het Evangelie te prediken, heeft Hij ook nog over datgene gesproken, wat zij toch bovenal recht moesten verstaan.
De Heere is de ware Koning Zijns volks. Maar nu gaat het er om, dat wij geene aardsche, geene wereldsche gedachten van Zijn Koninkrijk hebben. Het komt er op aan, dat wij het leeren verstaan, dat het Koninkrijk Gods, het Koninkrijk van Christus, niet is van deze wereld, neen, maar een geestelijk, een voor ons vleeschelijk oog onzichtbaar Rijk, ja een Rijk, waarvan de natuurlijke mensch niets verstaat.
Zulks overdenken wij nader volgens het woord, dat wij vinden in Hand. 1 : 3b: „ S p r e k e n d e van de d i n g e n, d i e het K o n i n k r i j k Gods a a n g a a n ".
Bij de behandeling van dit Schriftwoord overwegen wij: 1°. dat er is een koninkrijk der wereld, maar óók een Koninkrijk Gods; 2°. dat het er voor ons op aankomt, dat het Koninkrijk Gods in onze harten worde opgericht.
Het rijk dezer w e r e l d is zichtbaar; daarin voeren de menschen heerschappij; daarin geldt de aardsche macht en grootheid; in het rijk der wereld spelen het geld, de wijsheid der menschen, de eer en het aanzien bij den mensch eene groote rol. De wereld, deze zichtbare wereld, is niet eeuwig, zij gaat voorbij, en zoo is al wat tot het koninkrijk der wereld behoort, al wat in die wereld macht uitoefent, op het zichtbare uit.
Do wereld, de zichtbare wereld, is door God eenmaal geschapen. Dus zóó als die zichtbare wereld uit Gods hand kwam, was zij goed; maar nadat de zonde in de wereld is ingekomen, en dus de mensch van God afviel, werd al het zichtbare tot eenen strik voor den mensch, zocht cle mensch zijn heil in dat zichtbare en in allerlei begeerlijkheid der oogen en des vleesches.
Zóó werd do wereld tot zondige wereld; zóó werd in die wereld alles gericht op hetgeen voor oogen en vergankelijk is; zóó heerschten in de wereld de hoogmoed, de eigenliefde, de begeerlijkheid der oogen en des vleesches, de overtreding van Gods geboden.
In het koninkrijk dezer wereld gaat nu alles toe naar de wijze der menschelijke inzichten en inzettingen; daar geldt de menschelijke macht, de menschelijke wijsheid, de menschelijke grootheid, sterkte en roem. En wie nu daarnaar hunkert en daarop uit is, krijgt daarvan dan ook zijn deel. Of nu die wereld eene openbaar goddelooze, of eene meer godsdienstige gestalte aanneemt, — wereld blijft wereld, en in het koninkrijk der wereld draait en beweegt zich alles toch om het eigen ik des menschen, om het doordrijven van den menschelijken wil, om geld en goed. Ook de wereld heeft hare kerken; die kerken vertoonen zich als bijzonder verlicht of als bijzonder vroom. Voor die kerken ijvert de wereld, en zij meent, dat men, om zalig te worden, tot ééne dier kerken moet behooren.
Want ook in de wereld wordt van „zalig worden" en van „eeuwige zaligheid" gesproken. Maar deze kerken der wereld zijn alle daaraan te kennen, dat zij de inzettingen van menschen stellen boven de inzettingen Gods; dat zij den eenigen Hoeksteen, Christus, ter zjjde stellen, hem door eenen zichtbaren zoeken te vervangen; dat zij nevens of buiten Gods Woord om andere menschelijke leeringen huldigen en aankleven en eene andere heiligmaking najagen, dan die er is in het bloed en door den Geest onzes Heeren Jesus Christus.
Zoo is er derhalve een koninkrijk der wereld en zijn er ook kerken der wereld. Maar er is óók een Koninkrijk G o d s, en dat Koninkrijk heeft óók zijne Kerk!
Het Koninkrijk Gods is het Rijk der waarheid, der gerechtigheid, der genade. God heerseht er door Zijn "Woord en Geest,
Het komt niet met uiterlijk gelaat. De Heere Christus is daar Koning, en Zijne onderdanen zijn al degenen, die Hem door een oprecht geloof zijn ingeplant. Het Koninkrijk Gods is dat Rijk, dat de Heere Zelf opricht in de harten der menschen, waar Hij door Zijn Woord en Geest werkt de kennis van zonde en ellende, het ware berouw, het geloof; waar Hij schenkt de vergeving dor zonden; waar Hij werkt ontzag en eerbied voor Gods Woord en de stille vreeze des Heeren. Opdat nu de Apostelen zei ven zouden kunnen prediken, en ook bestand zouden zijn tegenover de verzoekingen en den strijd, leerde de Heere Jesus hen aangaande „de d i n g e n , die het K o n i n k r i j k Gods aang a a n " , en zoo heeft Hij hen zeker nog nader onderwezen aangaande den natuurlijken staat des menschen, aangaande de beteekenis van Zijn allerheiligst lijden en sterven, aangaande de noodzakelijkheid der wedergeboorte en des geloofs, aangaande den aard en den gang der dingen, die alle betrekking hebben op het Koninkrijk Gods: hoe dat Koninkrijk komt, hoe het zich voordoet, hoe het voleindigd wordt in Geest en in waarheid.
Het Koninkrijk Gods is overal, waar de Heere God tegenover de heerschappij der zonde en des doods doet heerschen Zijne genade, ja de verlossing, die daar is in Christus Jesus, onzen Heere. Waar alles van de zijde des menschen verloren was, daar trad God tusschenbeide; „God was in Christus (ie wereld met Zichzelven verzoenende, hunne zonden hun niet toerekenende". Toen in Adam de heerschappij der waarheid en gerechtigheid geheel verloren en de menscli aan zijnen God ontrukt was en gescheiden van het licht der gemeenschap Gods, trad Christus op, om als de tweede Adam te herstellen wat de eerste Adam had bedorven, — om de macht der zonde en des doods te overwinnen door eene liefde, die sterker is dan de hel, en alzóó den verloren mensch te redden. En zóó sprak God: „Ik heb Mijnen Koning gezalfd over Zion", over Mijne Gemeente! En zoo regeert Christus over de Zijnen met genade, wijsheid, zachtmoedigheid en macht. Hij redt hen uit al hunne zonden; Hij verschoont de zielen der nooddruftigen; Hij beschermt en behoedt hen. Hij heerseht en regeert door het tegenstrijdige en onmogelijke heein Zijn Koninkrijk wordt met het vleeschen oog niet gezien, en de Kerk Zjjns Koninkrijks is rein en heilig in het bloed en door den Geest des Heeren. Zij wordt vergeleken bij eene eenzame en verlatene, onvruchtbare vrouw, maar wier tenten nochtans te klein zijn, om al hare kinderen te kunnen bevatten. Deze Kerk van het Koninkrijk Gods is algemeen; want Jesus Christus is Koning in alle landen der wereld; Hij heerseht van pool tot pool, van zee tot zee, en overal heeft Hij de Zijnen, die even dierbaar geloof verkregen hebben.
H e t k o m t er op a a n , d a t d i t K o n i n k r i j k G o d s in o n z e h a r t e n w o r d e o p g e r i c h t.
De Heere Jesus Zelf leert ons daarom bidden in het „Onze Vader": „Uw Koninkrijk kome", waarvan de Heidelbergsche Catechismus deze zeer schoone uitlegging geeft: „Uw Koninkrijk kome, d. i.: regeer ons alzóó door Uw Woord en Uwen Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen; bewaar en vermeerder Uwe Kerk, verstoor de werken des duivels en alle geweld, hetwelk zich tegen U verheft, mitsgaders alle booze raadslagen, die tegen Uw heilig Woord bedacht worden; totdat de volkomenheid Uws Rijks kome, waarin Gij alles zult zijn in allen". Ja, zóó leerde ons de Heere Jesus bidden; want waarlijk, dat het Koninkrijk Gods tot ons en in ons kome, is voor ieder onzer van het grootste belaug, maar wij zeiven hebben niet in onze macht, om het te laten komen; wij menschen willen veeleer van nature van het ware, geestelijke Koninkrijk Gods niets weten, en daarom juist leert de Heere Jesus ons, om er den hemelschen Vader om te bidden. Wij menschen volgen van nature het woord van andere menschen en onzen eigen geest; wij volgen en gehoorzamen den wil der zonde, den wil onzer eigene begeerlijkheden. Maar dat loopt alles uit op ons verderf; zóó doende, blijven wij gebonden in de onwaarheid, de overtreding, het ongeloof en de eigene gerechtigheid. Wat hebben wij allen noodig? O, immers ontdekking aan onszelven door des Heeren Woord en Geest. O, immers dit, dat wij ons buigen onder des Heeren Woord. Wat hebben wij noodig ? Wel, wat anders, dan dat wij verlost worden van onze inbeelding des harten, van onze doode werken, van onze onoprechtheid en onwaarheid in het binnenste!
Waaraan hebben wij eene schreiende behoefte? Ach, daaraan, dat wij niet langer genoeg hebben aan die zekere godsdienstigheid uit sleur der gewoonte, waarbij een mensch het kenmerk der ware godzaligheid zoekt in zekere gebruiken of klanken.
Ingaan in het Koninkrijk Gods, dat wil zeggen: deel krijgen daaraan, dat God ons regeert door Zijn Woord en Geest; dus dat de Heere God Zelf in onze zielen verwekt droefheid over de zonde, ware verbrokenheid des harten, honger en dorst naar de gerechtigheid, een toevlucht nemen gedurig opnieuw tot Christus en Zijne genade. Ja, dat hebben wij allen noodig, dat wij des Heeren Woord zaligmakend naar de meening des Geestes leeren verstaan; dat onze ziel in der waarheid tot God leere zuchten om leven, 0111 licht, om verlossing van alle ongerechtigheid. Gelijk het Koninkrijk Gods niet komt met eenig uiterlijk gelaat, zoo hebben ook wij dat Koninkrijk niet te zoeken in allerlei uiterlijke dingen. O, wij menschen zouden dat wel willen! Wij menschen zouden het Koninkrijk Gods wel willen zoeken in deze of gene bepaalde Kerk, en ons dan wijsmaken, dat wij nu burgers zijn van het Koninkrijk Gods, als wij tot die Kerk behooren. Ja, zóó is wezenlijk de leer des vleesches; maar zóó is het niet naar de meening des Geestes. Neen, indien daar een mensch is, die waarlijk beeft voor des Heeren Woord; indien daar een mensch is, die zucht tot God wegens zonde en schuld; indien daar een mensch is, die tot Christus vlucht, met de bede: „gedenk ook m i j n e r, wees ook m i j n Heiland, reinig en verlos ook m i j , ofschoon ik het onwaardig ben en blijf", zoo is zulk een mensch ingegaan in het Koninkrijk Gods, zoo regeert God zulk eenen mensch met Zijn Woord en Geest, — zoo is het Koninkrijk Gods opgericht in het hart.
De Heere Jesus is nu niet meer op aarde, maar ter Rechterhand Gods verhoogd. Nog steeds echter gaat Hij voort de Zijnen te leeren aangaande de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan. Dat doet Hij door Zijn Woord en Geest. Steeds meer doet Hij hen verstaan wat zij tot hunne zaligheid van noode hebben; Hij leert de Zijnen vooral minder worden in zichzelven, opdat Hij Zelf hun steeds grooter en dierbaarder zij. Hij leert hun bij vernieuwing: „blijft in Mij, in Mijne liefde; zoekt uw heil in Mij alleen; want zonder Mij kunt gij niets doen". Tegenover alle versaagdheid en aanvechting, die zonde en wereld veroorzaken, roept Hij hun toe: „weest goedsmoeds, Ik heb de wereld overwonnen, en Ik help er u doorheen!" Ja, Hij blijft de Zijnen leeren; Zijne leering behoeven zij gedurig. Gelukkig, ja welgelukzalig de mensch, die alzóó een leerling van Jesus Christus is; Hij is de rechte Leermeester, Die de dwalenden terechtbrengt en hen onderwijst in de dingen van het onvergankelijke Koninkrijk Gods, tot hunne eeuwige behoudenis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juni 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Het Koninkrijk Gods en het koninkrijk der wereld.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juni 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's