Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De werking en vrucht van den Geest uit de hoogte. (1ste Gedeelte.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De werking en vrucht van den Geest uit de hoogte. (1ste Gedeelte.)

(Overdenking van Jesaja 32 : 15—17.)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

,,Totdat over ons uitgegoten worde de Geest uit de hoogte, dan zal de woestijn tot een vruchtbaar veld worden, en het vruchtbare veld zal voor een woud geacht worden. En het recht zal in de woestijn wonen, en de gerechtigheid zal op het vruchtbare veld verblijven. En het werk der gerechtigheid zal vrede zijn, en de werking der gerechtigheid zal zijn gerustheid en zekerheid tot in eeuwigheid."

In Psalm 87 wordt gesproken van Zion als de stad Gods, de zetel van Israëls Koning, van Koning Christus. Zeer heerlijke dingen worden van haar gesproken. Daarin worden allerlei lieden geboren, lieden, die juist geene schoone namen dragen: Rahab, de Filistijn, de Moor. De diepst gezonkenen, de meest ellendigen, de verachten en verworpenen vinden in Zion eene schuilplaats en toevlucht. Die niet Gods volk waren, ontvangen macht, kinderen Gods te zijn. Als verlorenen door den Heere opgezocht, als goddeloozen tot God gekomen, hebben zij barmhartigheid gevonden. Zondaars, die de heerlijkheid Gods derven, die slechts vloek en toom verdiend hebben, zijn zonder eenige hunner verdiensten, uit loutere genade gerechtvaardigd door de verlossing, die in Christus Jesus is. Zichzelven veroordeelende en God in het recht stellende, hebben zij het Lam in het oog gekregen, dat aan Gods gerechtigheid voldaan heeft, dat de zonde der wereld wegneemt; en zoo zingen zij, Zijnen Naam ter eer:
Zoo ver het West verwijderd is van 'tOosten,
Zoo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten,
Van ons de schuld en zonden weggedaan.
Maar — van waar is het, dat bij deze burgers van Zion de erkentenis, de belijdenis, de overtuiging leeft: „wij zijn verloren, wij zijn verdorven en goddeloos, in zonde en misdaden dood, èn wij moeten in gerechtigheid voor God bevonden zijn, — wij moeten genade hebben, opdat wij leven en niet sterven!"?
Van waar komt het, dat zij in hunnen nood en dood gedreven worden tot den Heere Christus, Zijne sterkte aangrijpen en in geloove neerzinken op Hem als op den Rotssteen van hun heil, en aldus God loven in grooten vrede?
Dat alles is en komt van den Heiligen Geest, den Geest Gods, d. i. des Vaders en des Zoons, Die Zich in Zijne levenwekkende kracht, gelijk bij de eerste schepping, zoo ook bij de tweede schepping, de schepping der genade, heeft geopenbaard en openbaart met onweerstaanbare macht en heerlijkheid.
Van dezen Geest vinden wij menig getuigenis in de Heilige Schrift. Daarvan handelt o. a. ook Jes. 32 : 15—17.
Het 32ste Hoofdstuk van Jesaia bevat eene profetie van het Rijk van Christus, den Koning der gerechtigheid en des vredes.
Eerst worden de weldaden opgenoemd, welke de Heere Christus aan Zijne Gemeente zal toebrengeu, en aangewezen, hoe alles ouder Zijnen schepter naar recht en waarheid gaat: de verkeerde wordt niet goed, en het onrecht niet recht geheeten, maar de goddelooze wordt openbaar gemaakt in zijne goddeloosheid, en de rechtvaardige wordt in het licht gesteld in zijne gerechtigheid, die niet uit hem is, maar uit God.
Dienovereenkomstig wordt dan in de tweede plaats de geruste en vleeschelijk verzekerde voor zijne valsche rust en zijnen schijnvrede gewaarschuwd, en hem aangekondigd, dat er geen leven, geene gerechtigheid en geen vrede bij God bestaat buiten en zonder den Heiligen Geest, den Geest uit de hoogte, Welken de Heere beloofd heeft te zullen uitstorten, opdat Zijn Woord der gerechtigheid en waarheid zijnen loop hebbe; m. a. w. opdat het Rijk van Christus, den Koning der gerechtigheid en des vredes, gekomen zjj en kome; en wel naar dezen grondregel van het Godsrijk: „armen heeft Hij met goederen vervuld, en rijken heeft Hij ledig weggezonden"; — „God wederstaat de hoovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade"; — „het is niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods"; en naar dezen grondslag: „het vaste fundament Gods staat, hebbende dezen zegel: de Heere kent degenen, die Zijne zijn; en: een iegelijk, die den Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid".
Laat ons nu naar aanleiding van Vers 15 — 17 acht geven op de vrucht, die de Geest uit de hoogte medebrengt, op Zijne werking, waar Hij uitgegoten wordt.
H e t u i t g e g o t e n w o r d e n van den G e e s t u i t de h o o g t e predikt ons de krachtige en onweerstaanbare werkzaamheid des Heiligen Geestes in de komst en heerlijkheid van het Ilijk des grooten Konings Jesus Christus, van Wien op den eersten Christelijken Pinksterdag de Apostel Petrus getuigde: „Hij dan, door de Rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de beloften des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort". Waar de Heilige Geest uitgegoten wordt, daar komt het leven uit God, daar heerscht Zijn recht, daar woont Zijn vrede.
„Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op den Naam des Heeren betrouwen", alzóó spreekt de Ileere door den Profeet Zefanja. Dat volk, het overblijfsel naar de verkiezing, gelden al de beloften Gods, zoo vele als er zijn. Dezen geldt dan ook de belofte van de uitstorting des Heiligen Geestes. Maar dat volk heeft de Heere God aan alle plaatsen Zijnor heerschappij en te allen tijde en onder allerlei geslachten. Als de Heere het in de ure Zijns welbehagens opzoekt en vindt, dan vindt Hij het in zonde en dood, in schuld en vloek voor Hem verloren, ternederliggende in schande en smaad, in ellende en verderfenis voor Zijn heilig Aangezicht. Wanneer dan in de opzoekende liefde Gods des Vaders en des Zoons de Geest uit de hoogte over hen wordt uitgegoten, dan worden de dooden levend, de blinden zien, de dooven hooren, de lammen en kreupelen gaan recht, de stommen zingen Gods lof; het dorre land begint te groenen, wat onvruchtbaar was, brengt schoone en overvloedige vrucht voort; de dorstigen worden gelaafd en de hongerigen verzadigd Dat alles samengenomen drukt de Profeet Jesaia uit door te zeggen: „dan zal de w o e s t i j n t o t e e n v r u c h t b a a r v e l d w o r d e n ".
Dat is wel eene groote, geduchte, gewichtige verandering: eene woestijn, waar alles droog en dor, woest en onvruchtbaar is, herschapen in een vruchtbaar veld! Het duidt aan de algeheele verandering, de vernieuwing door den Heiligen Geest, waar Hij het Woord, als het zaad der wedergeboorte, in het hart eens menschen heeft geworpen, hem alzoo maakt tot een nieuw schepsel in Christus Jesus door wedergeboorte en bekeering. Voorwaar, dat is geen werk van of door den mensch, van onze wijsheid en kracht, maar alleen het werk van den Geest uit de hoogte, van den Almachtigen God, Die roept de dingen, die niet zjjn, alsof zij waren.
Welnu, zonder deze vernieuwing des Heiligen Geestes, Die leven schept, waar anders de dood heerscht, is ons hart eene woestenij gelijk, kan zij geene enkele vrucht voortbrengen, die in Gods oogen goed is. Zonder dezen Geest zijn en heeten wij in de Heilige Schrift: vleesch, dat zijnen weg voor den Heere bedorven heeft (Gen. 6). En „de werken des vleesches zijn openbaar, welke zijn: overspel, hoererij, onreinheid, ontuchtigheid, afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen en dergelijke". En, zegt de Apostel, die deze dingen getuigt: „degenen, die zulke diagen doen, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven" (Gal. 5). Zonder den Heiligen Geest hebben wij dan geen begrip van het Koninkrijk Gods, wij staan, hoe wijs en vroom naar de wereld wij ook mogen zijn. er geheel buiten. Wel staat het Koninkrijk Gods in Christus Jesus in al zijne volmaaktheid en heerlijkheid opgericht; — de Heere Jesus heeft de heerschappij der zonde en des duivels te niet gedaan, en de heerschappij van God, van Zijne genade en van Zijne gerechtigheid, hersteld; — maar het komt hierop aan, dat wij in dat Rijk zijn opgenomen, dat wij in Zion geboren zijn. En dat is het werk des Heiligen Geestes, Die, met het Woord in onze harten keerende, het leven uit God bij ons schept, werkt en onderhoudt, alzóó, dat Hij ons vereenigt, verbindt met den Heere Jesus Christus, in Wien de schepping der genade vaststaat, Die alzoo is de grond van ons leven uit God, d. i. van onze wedergeboorte. Zóó luidt ten dezen het Apostolisch getuigenis: „Indien iemand in Christus is, die is een nieuw Bchepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden" (2 Cor. 5).
Door de vereeniging dan des Heiligen Geestes met Christus als ons leven wordt de woestijn tot een vruchtbaar veld. Daar gaat het bij ons geheel naar de beloften van het genadeverbond (Ezech. 36: 25 — 2 7 ) : „Dan zal Ik rein water op u sprengen en gij zult rein worden; van al uwe onreinigheden en van al uwe drekgoden zal Ik u reinigen. En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal eenen nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het steenen hart uit uw vleesch wegnemen en zal u een vleeschen hart geven. En Ik zal Mijnen Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijne inzettingen zult wandelen, en Mijne rechten zult bewaren en doen". Daar wordt de belofte des Heeren vervuld: „Ik zal water gieten op de dorstigen en stroomen op het droge; Ik zal Mijnen Geest op uw zaad gieten, en Mijnen zegen op uwe nakomelingen. Deze zal zeggen: ik ben des Heeren; en die zal zich noemen met den naam Jakob; en gene zal met zijne hand schrijven: ik beu des Heeren, en zich toenoemen met den naam van Israël" (Jes. 44).
In deze vereeniging met Christus, door den Heiligen Geest, zijn de oogen geopend om te zien onze ellende en Christus' heerlijkheid, zijn de harten ontstoken om tot den Heere Jesus de toevlucht te nemen als den eenigen en algenoegzamen Heiland en Zaligmaker, om op Hem zich te verlaten als de wijsheid, de rechtvaardigheid, de heiliging en de verlossing, ons van God geschonken, om alzoo aan Hem genoeg te hebben, in Hem onze vrucht, alle vrucht der gerechtigheid, te vinden, van Hem lafenis en verkwikking te ontvangen voor onze naar genade dorstende zielen.
Nog eens: in deze vereeniging met Christus door het oprechte geloof en door waarachtige bekeering zijn wij uit de macht der duisternis getrokken en overgezet in het Koninkrijk des Zoons van Gods liefde; zijn wij, in genade in Christus aangezien, niet meer vleesch, maar Geest, met Christus en in Christus geheiligd door den Geest. En de Heilige Geest drijft in degenen, die Hij levend gemaakt heeft, Zijne eigene vrucht naar buiten, zoodat het hun aan geen ding voor God ontbreekt, zooals daarvan geschreven staat: „De vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid" (Gal. 5).
Door deze levenaanbrengende uitgieting van den Geest uit de hoogte is daar, waar niets was en op zichzelf niets is, alles gekomen wat naar Gods wil is, wat uit, voor en tot God is. Het ledige is vervuld met den rijkdom van het Koninkrijk der hemelen. En of zij, die aldus begenadigd werden, naar het vleesch den naam van Heidenen of Joden, van goddeloozen of godvruchtigen droegen, — voor God tot zondaars, arme verlorene zondaars gemaakt, te zamen op één lijn geplaatst, op één hoop geworpen, allen dervende de heerlijkheid Gods, worden zij om niet gerechtvaardigd, geheiligd, verlost, behouden; zij deelen allen uit vrije gunst in het groote heil, hetwelk God bereid heeft en van eeuwigheid weggelegd voor heel het Israël naar Geest, d. i. voor het volk, dat Hij Zich geformeerd heeft, opdat het Zijnen lof vertelle, — dat zijn de schapen van den Heere Jesus, voor wie Hij Zijn leven gesteld heeft.
Dan, waar het leven uit God komt en werkt, daar zal ook alleen dat leven gelden, het leven des Heiligen Geeste9, hetwelk God en Christus verheerlijkt. Alle schijnleven, dat eene gedaante van godzaligheid heeft, maar derzelver kracht verloochent, een leven, waarbij het om eigen naam en eere gaat, is en wordt veroordeeld. De geweldigen, die het Koninkrijk der hemelen zich aanmatigen, tegen Wet en waarheid in, zullen geen deel hebben aan de erve der heiligen in het licht.
De kinderen des Koninkrijks, nml. degenen, die het zich eigenmachtig toeëigenen, zullen buitengeworpen worden. Zie, dat spreekt de Profeet des Heeren uit, als hij hier zegt: „En h e t v r u c h t b a a r v e l d zal v o o r e e n w o u d g e a c ht w o r d e n " . Dat wil zeggen: al wie met voorrechten, eigenschappen, talenten, gaven, gestalten, naar de wijze van de vrome wereld en van het eigengerechtige hart, praalt en pronkt, wie zichzelven voor God hoog en groot, edel en waardig acht, die zal te schande worden: dat vruchtbare veld zal als een woud gerekend worden, waar het alles verwildert. Het staat tegenover elkander, het is eene tegenstelling: de woestijn zal tot een vruchtbaar veld worden, en het vruchtbaar veld zal als een woud geacht worden. Letten wij op de vervulling dezer profetie in de dagen van 's Heeren omwandeling op aarde, in de dagen van de uitstorting des Heiligen Qeestes; blijkt het niet, dat do Heidenen en de kinderen Israëls, die als eene woestijn zijn, zich door dien Geest bekeerd hebben? en de Joden, die, ia hunnen hoogmoed, in hunnen, waan van een vruchtbaar veld te zijn hebben volhard, zijn in hunne onbekeerlijkheid gebleven, hebben zich verhard. En zóó gaat het tot op heden, en zal het zijn tot aan het eind der dagen; wie zichzelven rechtvaardig acht, in wiens hart leeft: „ik dank U, Heere, dat ik niet ben als die en die goddelooze", — de eigengerechtige, die zich het kindschap Gods aanmatigt, — de vrome om zijns zelfs wil en niet om Gods wil, •— deze zal te schande worden. De Heere God weet van dozen vromen man en al zijne werken en vruchten niets af. Daarentegen, al wie van verre staat, in wiens ziel de bede leeft: „o God, wees mij zondaar genadig!" — die zich geene genade waardig acht, en haar toch hebben moet, die wegens zijnen grooten nood en dood zonder den Heere Jesus niet leven kan, de hulpeloozen en nooddruftigen, de belasten en vermoeiden, zij, die dorsten naar God gelijk een dor land naar water, — dezen zijn het, die, door den Geest uit de hoogte levend gemaakt, den Heere welbehaaglijk zijn. Dat Lo-Ammi, niet Gods volk, — dat Lo- Huchama, niet ontfermd, — het is het volk, waaraan de Heere lust heeft, over hetwelk Hij Zich ontfermd heeft met eeuwige ontferming; en dat volk, door den Geest uit de hoogte verbrijzeld en verblijd, zegt: „o mijn God!" Het roept den Naam des Heeren aan, den Naam des Heeren Jesus, in welken alléén hun leven en hunne zaligheid is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

De werking en vrucht van den Geest uit de hoogte. (1ste Gedeelte.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's