De overheid - pagina 7

INHOUDSOPGAVE.

LOCUS DE MAGISTRATU. §

1.

Locus huius Uit

I.

de H.

en het

loei in

S.

aangevende

magistrale

en kerk,

is

dogmatices organismo. 1".

r

bestuur opkomen,

i

n c 2"^.

De historie van den

3

pi ë n, waaruit de rechtsordening de verliouding tusschen overheid i

deze locus theologisch, niet juridisch.

De noodzakelijkheid om hem

II.

de p

principieel in de

4

dogmatiek

construeeren.

te -^

locus de magistratu.

4

5

Tijdens het veroveren van een zelfstandige positie in den staat als een indiffe-

beschouwd. 5 onderüngen strijd in den kerk de overheid wilde uitmaken wat waarheid was en wat niet, tegenover haar antithetisch behandeld. (De hiërarchie.) 7 Behoefte aan een meer thetische behandeling eerst gevoeld door Galvijn en de rente quaestie

Toen

bij

Reformatie.

7

Uitgaande evenwel van eene verkeerde verhouding tusschen staat en kerk, door alle Geref. dogmatici ten onrechte beschouwd als onderdeel v. d. locus de regimine ecclesiae. 8 Wat daarbuiten viel, overgelaten aan de philosophie van Aristoteles. 12 Antithetische behandeling door de Roomsche theologie (Bellarminus). 12 Verdere dogmatische ontwikkeling v. dezen locus later door de Geref. tegenover I. de Anabapt., II. de Roomschen, III. Erastus, doch weer slechts ön///^e//5c/i. 14

De plaats van dezen

locus

is

den locus de providentia.

in

16

de gratia communi en de regno Christi, daar de potestas civilis haar uitgangspunt vindt in het regimen Dei. (algem. principiën), na de zonde haar naderen vorm erlangt door de algem. genade, (magistrale v o r m), ten slotte opgaat in het regimen Christi in regno gloriae (teleologisch)

Als afzonderlijke locus

practisch

het best in te schakelen

\

17

achter den locus de gratia communi. I.

II.

De De

geheele potestas

civilis

draagt een temporeel karakter,

theologische behandeling

v.

d. locus

is

accidenteel. 18

de magistratu gaat uit van de ver-

houding tusschen gratia communis en specialis. Alleen de Calvinist, theologie is in staat daarvan eene proeve

III.

§

2.

De

gratia

communi.

Hiervoor geen plaats op Method.-soteriologisch standpunt, wel op het theologische der theodicee. 23

te

geven. 19

22 22

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen