De gemeente gratie - pagina 6
Tweede deel. Het leerstellige gedeelte.
DOEL VAN HET LEERSTELLIG ONDERZOEK.
uw
maar aan het verloop, dat het leerstuk over de engelen nam. Oorspronkelijk was ook dit leerstuk in aller religieus bewustzijn ingeweven, omdat een ieder besefte, dat hij ook zelf in zijn eigen religie, en voor het leven zijner eigen ziel, met de engelen besef en uit
geloof wegsterft. Zie het
rekenen had. Sinds echter de engelenwereld voor veler besef geheel
te
van hun eigen godsdienstig bestaan werd afgescheiden, en geen andere beteekenis overhield, dan van een stuk Lemelsch leven, in poëzie zich voor ons oplossend, hield dit leerstuk op tot den inhoud van hun geloof te behooren.
Zoo sterk
zelfs heeft
boven en naar beneden gekeerde belijdenis
niet schroomt, in Art.
het leerstuk of
w^
altoos een naar
IX omtrent het dogma der
eenheid te verklaren: „Dat alles weten
wij,
Heilige Drie-
zoo uit de getuigenissen der
hun werkingen, en voornamelijk uit degene, in ons gevoelen." Hier wordt dus onomwonden uitgesproken, dat
heilige Schrifture, als
die
dogma
dat onze Nederlandsche Geloofs-
zijde,
ook
uit
ook het leerstuk der heilige Drieëenheid eene naar ons toegekeerde heeft,
en een stuk van ons eigen zielsleven verklaart.
den Heidelbergschen Catechismus, dan
Zoon en Heiligen Geest,
zelfs in
ons persoonlijk bestaan aan,
t.
in
God den
raadpleegt
zijde
men
de belijdenis van Vader,
zin,
aan drie momenten
w. de belijdenis van
onze Schepping, de belijdenis van die van
sluit zich
nog engeren
En
in
God den Vader aan
God den Zoon aan onze
Verlossing, en
Heiligen Geest aan onze Heiligmaking; terwijl dan voorts
de 33 eerste Zondagsafdeelingen heel het stuk van het Geloof onder
deze drieledige indeeling ter sprake komt, te laten volgen het
Dat
dit
zóó
zijn
om
eerst daarna op het Geloof
Gebod en het Gebed.
moet, en niet anders
zijn
kan,
ligt
aan het wezen der
God en de wiensch, en dat de rechte gemeenschap van dien mensch met zijn God de religie is. De vraag, welke onderscheidene verhoudingen om God te kennen. God te vertrouwen, zich aan God te onderworpen. Hem te vreezen, lief te hebben religie,
daarin bestaande, dat er twee
zijn:
en te eeren, en in dat alles
zijn kind te zijn, bij de religie ter sprake komen, laten we nu rusten. Voor het thans door ons beoogde doel is het
dogma
voldoende, zoo gevoeld wordt, dat buiten het religie
raakt, en dat, overmits de religie altoos
en van de andere
zijde
op den mensch
die twee kanten te bezien
doelt,
valt al
van de ééne
wat zijde
niet de
op
God
ook elk leerstuk steeds van
is.
Voor wat nu dien kant aangaat, die naar de zijde des menschen gekeerd hebben we in de verschijning en het leven des menschen te doen eensdeels met hetgeen onder onze waarneming valt, en deswege zonder hulp van het dogma kan worden vastgesteld, maar ook anderdeels met een is,
verborgen
zijde
van den mensch en het menschelijk leven, waartegenover
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902
Abraham Kuyper Collection | 692 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902
Abraham Kuyper Collection | 692 Pagina's