E voto Dordraceno - pagina 17
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Tweede deel.
ZOND. XVIII. HOOFDSTUK
van
den
wierd ingedragen, en dat door de Luthersche godge-
Christus
leerden overgebracht
Christus
om
dineerde,
op de verhooging van den Middelaar.
is
metterdaad
is
Op
Maar welke
zonde
de
dempen
dat
en uitsluitend
heiligen als
die klove te
men
klove
die
onheilige zondaren groef;
Middelaar geroepen was,
om
de klove te
van den Oneindige.
brengen, dan zeggen we zoo beslist mogelijk,
Middelaarschap die tweede klove juist verbreed
zijn
teruggebracht tot haar oorspronkelijke van
weer
en
we, dat
dempen,
het Middelaarschap van den Christus ook met die
verband
in
door
Midde-
zijn
En dan zeggen
om
God en ons
gevallen
zijn
dempt Christus door
die ons, eindige wezens, afscheidt en onderscheidt
Christus
heeft
den
tusschen
Integendeel, wil
tweede
eeniglijk
is
geen enkel opzicht
in
klove
vraag komt het alleen aan.
die
Christus gekomen
maar
Middelaar de geroepene en van God veror-
als
de klove tusscheu den Heere Heere en ons,
schepselen, te dempen.
laarschap?
17
II.
God
bestelde
afmetingen.
Onze zonde was het nemen, en Christus
te
op Satans aansporen, die klove had pogen weg
die, is
het, die al
wat
wij in
de klove geworpen hadden
voor ons uittrok, opdat voor het bewustzijn van Gods kinderen
er
weer
die
van God verordineerde klove weer
in al
haar onpeilbare, bodemlooze
diepte zou ontkomen.
En
de namelooze ellende, die deze valsche mystiek der geestdrijvers,
al
die de vloek
van het Pantheïstisch drijven, en de valsche ader der Ver-
mittelungstheologie over Christus' kerk gebracht heeft,
men den Middelaar
dat
gelegen,
weg
der zonde
te
nu
dienst laat doen, ja, ook
nemen, maar toch
die andere klove tusschen
is
eigenlijk eerst
juist hierin
om
de klove
en meer nog
om
ook
Gods oneindigheid en onze eindigheid voor ons
zielsbewustzijn te dempen.
En
dit
nu
is
de zonde, die ook in deze averechtsche leer van de ver-
keerd voorgestelde verhooging van den Heiland Christus was God.
Zoolang
ik
Deze Christus
dus belijden
blijf,
die
aan.
dat de goddelijke en de menschelijke natuur,
oneindig de ééne en eindig de andere, ook in den Christus principieel
als
van elkander onderscheiden
blijven, loop ik zuiver.
in den Christus de grens tusschen die beide in
ligt.
God was nam onze natuur
o/j te
Maar bega
ik
de fout
om
heffen, en te zeggen dat
den Christus de ééne natuur de andere doordrong en aan de mensche-
lijke
natuur
een
meegedeeld, dan lijke
oneindige is
eigenschap van alomtegenwoordigheid wierd
op dit ééne punt althans de klove, die het creatuur-
en den Schepper vaneenscheidt, weggenomen, en het „als
God
toegekend aan een geschapene menschelijke natuur. E VOTO DOKDR.
II.
9
zijn"
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's