E voto Dordraceno - pagina 328
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Tweede deel.
ZOND. XXIII. HOOFDSTUK VI.
328
min
toebesohikt,
ongehoudene, geheel onverplichte en Tolmaakt
zijn
uit
vrijmachtige goedertierenheid vloeit.
„God den Vader, den Almach-
de „genade" moet ge dus altoos op
Bij
Schepper van hemel en aarde" teruggaan.
tige,
Als Schepper staat Hij
geheel ongehouden tegenover het schepsel. Niets bond of
u
scheppen. Keeds dat Hij u schiep
te
zedelijk
God boven de Wet
loos
tegenover
of de
Wet,
de
dan
van
uw
was
kracht veel sterker dan
daarna veel
er
enkele
voor
cóute, d.
i.
:
Dat
Na
leert de
voor een zonde bezweek, bezwijkt niet ten onrechte
:
Ce nest que
den eersten stap gaat de zonde vanzelf.
die
van haar eischen
los,
de eerste overtreding.
hooger, en het gevolg dieper
het
is
Wet van den zwakker geworden overtreder minder, dan nog hope. Maar dit is niet zoo. De Wet toch laat nooit één
nu
Eischte
ware
qiii
Dit immers
de eerste overtreding.
tia
De Franschen zeggen
lichter.
premier pas
God machte-
Staat toch
natuurlijk vóór de eerste overtreding
Wie eenmaal
dagelijksche ondervinding.
vraag,
uiteraard alle redding van een zondaar
is
Want
verderve voert.
ten
roepelijk
Hij u als
maar de
dat ze u, na één enkele overtreding, onher-
Wet,
de
En nu
het alleen
een Wetsovertreder, onmogelijk en ondenkbaar.
i.
eigenaardige
Ie
loutere genade.
Wet schiep, is Wet boven God.
wezen eenmaal onder de
staat
d.
is
dwong Hem, om
is
en eischt nu bovendien nog genoegdoening
Bij
minder kracht wordt dus de
al
De Wet behoedt den
zinkt.
maar doodt en
overtreder niet;
moordt hem, en kan niet rusten eer hy geheel verdorven
Vandaar dat we de vraag stelden
:
Immers, staat God onder de Wet en dan kan ook God u
eisch al
maar
dat de overtreder er nooit kan komen,
niet redden,
Staat is
al
ver-
is.
God onder de Wet
of er boven?
Hij machteloos tegenover de Wet,
maar moet
Hij het aanzien, dat de
Wet
heel een menschelijk geslacht naar het verderf trekt.
De Wet dat óf
is,
zoodra we overtreders geworden
een zondaar die antinomiaansch,
breken
wil,
dit
zijn,
onze vijand. Vandaar
beseffen gaat, zich ook tegen de
door
opzettelijk
of wel, gelijk de
te
vlottend maken. p]n daartoe moest het wel komen.
Wet
als
Wil
stompen.
Wet poog
zondaar die
voelt,
Wet
te verderven.
wil
er
is
Stond
Wet
Wet
Wie den
smelten en
prikkel van
van af en poogt dien prikkel af
mij verderven, dan
is
Wet
te
het natuurlijk, dat ik die die
Wet
er onder of ik er onder.
Een
Het wordt dan tusschen den zondaar en
een worsteling op leven en dood. Die
derde
en
keert,
Vermittelungstheologen veelzins doen, door
„recht" in „heiligheid" te laten opgaan, de starheid der
de
Wet
zondigen, de majesteit der
er niet.
het
nu ook
zoo
met God den Heere, dan spreekt het
vanzelf,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's