E voto Dordraceno - pagina 45
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Eerste deel.
ZOND.
HOOFDSTUK
III.
39
I.
Tegenover de vraag: „Schiep God den mensch soo antwoord over. „Neen, God schiep
Zóó hoog
Wat velen
hem
Hij
beeld" schiep? Stellig
zijn
schiep naar het beeld van den Christus, gelijk thans
Het
van maken.
er
schiep naar zijn eigen goddelijk beeld."
toch Vader, Zoon en Heilige Geest, die
zijn
Wezen
voor zich en de drie saam in het eeuwige
elk
?" staat das het
integendeel zoo onbeschrijflijk Aoor/.
God den mensch „naar
zegt dit nu, dat
dat
niet,
hem
dat Hij
zelfs,
hem
/aa(/
ons menschen maken naar ons beeld
!"
Bedoeld
alzoo
is
„Laat
betuigen:
naar het beeld
;
van het Eeuwige Wezen, naar de gelijkenisse van den Drieëenigen God.
En
mag
ook
dit niet uitgelegd,
mensch schiep
den
Want
drijven.
goede
zin
raakte
Een
ware
Gods
hem ware
geweest.
ingang poogt
hun
alsof het Beeld
in dien stand bleef, heet het dan,
ook, toen hij viel,
om
het te doen voorkomen,
den mensch, maar de mensch
Deze
in dat
Beeld
hoogst bedenkelijke dwaling, die omtrent het
aan
een
onschriftuurlijke
van datzelfde
beschijning
heilige
evenals een bloem in het zonlicht,
hij
geheel
voorstelling,
den mensch niet wezenlijk veranderde, maar de
Gods een
onschriftuurlijke
voorstelling
verschaffen, hangt bij de Neo-Kohlbruggianen
te
eveneens
hun
dus dat Beeld niet wezenlijk in hem, maar buiten
mensch
den
van
deze vertaling een
strekt vooral op
en spiegelde zich het beeld Gods niet meer
niet in
en
geschapen,
wezen
dit,
bij
en
zij
voorstelling die er toe strekt,
alsof het Beeld
God
van „den Beelde Gods" geheel
belijdenis
Zoolang
uit dat licht weg,
hij
hem.
op
misleidt
mensch,
de
gezet.
dat er ook
toe,
schaduw van dat Beeld Gods op hem; maar
de
viel
waarin
ware
in
tijdelijk
toch
toch bedoelen
Zij
ware,
lichtsfeer
geven we valt,
gereformeerde
de
vervalschen.
te
alsof er stond, dat deze Drieëenige
beeld, gelijk de Neo-Kohlbruggianen thans
zijn
al
denken
te
om
lippen,
ook
in
licht,
waar
hij
samen met
alsof ook de wedergeboorte
hem
slechts weer stelde in
door den val in zonde van
onder weg was geraakt.
Al
zulke
menschen grond
der
opvatting
zou
nu, alsof het Beeld Gods niet tot het ivezen des
behooren,
zaak
een
maar
van buiten
er
terugkeeren
of
om
alsof
genaamde
\eei de
is
in
eerst
een
mensch
schiep,
er
bijkwam,
en
dus niet tot
Beeld er aan had toegevoegd.
met de Roomschen op
En
die
alstoen
nog
Roomsch
niets
God de Heere daarna 's
den
nudis natwralibus,
het ook voor wie geen Latijn kent, verstaanbaar te maken, de
God
„blooten natuurstaat" had, en alsof
dat
zou komen,
de Roomsche dwaling.
tot
toch, en niet gereformeerd, is de dus
bij
dan
leer,
zijn
eerst,
als iets
menschen wezen behoorde,
dit zijn
hierin
nu gaan de Neo-Kohlbruggianen
eenzelfden weg, want dit belijden ze alzoo beiden,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's