E voto Dordraceno - pagina 184
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Eerste deel.
178
ZOND. VIII. HOOFDSTUK VI.
mensch
of het dier of de plant of den starrenhemel kozen
in deze „wetenschap van
God"
tot eenig resultaat
en ware
;
men
gekomen, dan kon zulk
spreken van een „Godsbegrip" toegelaten.
Maar
dit geval bestaat niet.
niets
dan de
is
zelf inbeelding
Alle
dusgenaamde „wetenschap van God"
van de hoovaardij der geleerden. „God" kan
nooit
voorwerp
van
ieder
oogenblik
voorwerp van onderzoek voor hem.
onderzoek
ons
worden;
wel
dus een soort godgeleerdheid zou bestaan, die u zoek eenige dingen aangaande
zijn
En
wel verre dat er
Er
Hem
God zou mededeelen,
en
Hem
geopenbaarde
dit
geen drang in
er
mensch
te is
zelven gelieft aan den
geopenbaarde zou
dit
maar van
zijn,
om
Niet
belijden.
het op te
nemen
en in ónze uitdrukkingswijze terug te geven, maar toch
denken
ons
ook dit
groot
is
aangaande het Eeuwige Wezen nu
voor den mensch geen voorwerp van begrijpen,
in
„ God
:
niet!"
komen, dan wat het
te
openbaren;
alsof
pogen
zelfs elk
blijft
aangaande God den Heere dan ook volstrekt niets voor den mensch
is
weten
te
van onder-
als resultaat
van dien aard onherroepelijk geoordeeld door het getuigenis en wij begrijpen
eiken dag en
wij
zelfs nooit
met een minder
doel,
dan opdat de belijdenis in ons
te dieper en te oprechter zou zijn.
In eens en voorgoed moet er dus gebroken worden met de dusgenaamde
„Leer aangaande God", die in beginsel door de Heilige Schriftuur geoordeeld
Geheel deze „leer aangaande God" heeft hoogstens nog waardij en betee-
is.
kenis
voor
de
geest
zich
verheven
historie,
men wete, in wat dwaasheid om den Oneindige te begrijpen
opdat
heeft
's ;
menschen '
maar
in de
godgeleerdheid behoort ze niet thuis. Ze moet er uit weg, niet enkel, omdat ze nooit één enkele vrucht voor het Christelijk geloof kon telen,
maar
erger nog, aan de heerschappij van de Openbaring, die
God
omdat
ze, veel
aangaande zich zelven gaf, haar
die
kracht
nog
in
in een
den weg
reeds hiermee op de wijsgeerige
is
staat.
zoogenaamde lijn
Elke theologische
„leer
faculteit,
aangaande God"
zoekt,
overgetreden en zwenkte van de
heilige lijn af.
En met het
deze „leer aangaande
evenzeer Dit
nen.
God"
zal
dan tevens het schermen met
Grieksch- wijsgeerige begrip van Theïstisch vanzelf verdwij-
toch zegt niets.
Deïsme en Poljtheïsme
in,
Hoogstens houdt het een ontkenning van het
maar het indringen van het Pantheïsme
belet
het volstrekt niet, en de Unitariërs, gelijk de Groningers ten onzent, die principieel de heilige Triniteit verwerpen, gebruiken het zelfs
met
Uit
al
woord Theïstisch
voorliefde.
deze wijsgeerige doolpaden zal daarom de goede godgeleerdheid
hebben terug
te
keeren tot de belijdenis van den Drieëenigen God,
om
al-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's