E voto Dordraceno - pagina 349
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Vierde deel.
XLV. HOOFDSTUK
ZOND.
V.
351
maap
ken, dan zal dit niet alleen onzen blik verhelderen,
tevens ons ge-
bed verwarmen.
gaan we op grond der Schrift
nu
Hierbij
Gods Raad bestaat en dat
ding
alle
Sodom en Mozes' gebed
voor
dat in
doet. Niet
voor Israël, dan moogt ge deze
twee gebeden niet buiten Gods raad stellen; dan
gebeden
stelling,
welbehagen
gebeden doelloos zou maken. Neemt ge bijvoorbeeld Abra-
alsof dit onze
hams gebed
van de
uit
Hij al zijn
ook die twee
zijn veeleer
schakels in de heilige keten van Gods raad opgenomen; en
als
staat het even onomstootelijk voor ons vast, dat deze twee gebeden niet
konden
hetgeen op die gebeden volgde met die gebeden
als dat
uitblijven,
oorzakelijk samenhing.
Maar hoe men
samenhang ook
dezen
verklare, het feit blijft staan,
dat in het Besluit het program der Historie
men dus
Hem
die te
nooit zeggen, dat er een
dwong en noodzaakte,
zich van het gebed der zijnen afhankelijk
kan"
genade en den Heiligen Geest niet geven
maar „dat
alle
menschen benedijen en
nu
ik wil
Het
maar
zaligen,
God
niet alsof
is
ik
God
„dat
niet,
men
zoo
er
Hem men
Hij ze niet geven ivü." Slechts vatte
hier niet op als tirannieke wilkeur.
wel
God bestond,
of buiten
Zeer terecht zegt de Catechismus dan ook
stellen.
aanroept,
Dit nu zoo zijnde kan
ligt.
macht boven
zeide:
zijn
niet
om
dit
wil
„Ik kon
doe dat nu eens niet, en
eens, dat ze er mij kruipend en knielend
om smeeken komen."
Zoo spreekt een Aziatisch despoot, niet onze Vader die in de hemelen Neen, dat de Heere aan wie er
om
zijn
bidt,
genade, en zijnen Heiligen Geest alleen geven
moet zoo verstaan, dat Hij naar
is.
tvil
vrijmacht zijn
zijn
gansche schepping zóó geordend, en in die schepping den mensch zóó geverhouding tot den mensch en van dien mensch
zyn
en
steld
bepaald
zóó
de genade van den Heiligen Geest te schenken aan wie er niet
Om
Zich
tot
heeft, dat hieruit vanzelf de onmogelijkheid voortvloeit,
niet feil te gaan, dient echter vooraf ook deze uitspraak
Catechismus tot haar
juiste
evenredigheden
te
om
om bidt. van den
worden teruggebracht. Ver-
stondt ge toch deze uitspraak in te volstrekten zin, zoo zoudt ge stuiten
op tastbare onwaarheid. Vooreerst toch
is
en eene werking van den Heiligen Geest. wedergeboorte, hij
want
wie
er
om
„wedergeboorte" een genadegift
Nu
bidt
niemand
om zijn
wedergeboren was. Een onwedergeborene toch
is
een vijand Gods, die
wel verre van naar wedergeboorte te verlangen, niets liever
harden
in
zijn
van
dan ook volkomen ligen
God afgekeerd
lijdelijk,
en aan
eigen
bidden zou, toonde reeds daardoor dat
wU dan
leven. In de wedergeboorte zijn
alle
gebed
om genade
en
om
vol-
we
den Hei-
Geest gaat de groote genadegifte van de wedergeboorte vooraf. In
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's