E voto Dordraceno - pagina 378
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Eerste deel.
372
Maar nu komt
ZOND. XIV. HOOFDSTUK
II.
Immanuel
Nu
er in
deze mensclielijke natuur, vol en
Er
anders.
iets
Er
rijk.
hem
er ook bij
is
wel
ook wel in die menschelijke
is
ook wel in haar een stamhoofd. Maar
natuur
iets
het
dat uit dit stamhoofd spreekt, rust niet daarin, dat het naar den
ik,
onderscheidens.
Beelde Gods geschapen
God
—
is
Al
en
machtig was
maar
is,
dat
hierin,
in deze vraag: Indien de
derhalve
ligt
om
in het paradijs,
persoonlijk
machtig te
—
ontstaan,
er naar den Beelde Gods
hij
zou
dan niet veel meer
hij
diezelfde menschelijke natuur een waarachtigen
in
zijn
doen
deed
in
ik
Zone Gods
in onze menschelijke natuur een waar-
achtigen mensch te doen optreden, doordien
een
„eeuwig en waarachtig
hij zelf
blijft."
mysterie
het
is
doordien
optreden,
mensch
eeuwig en waarachtig God, met
als
hijzelf,
het ik zijner persoonlijkheid in haar ingaat?
Hierop
komt het waarachtig God en waarachtig mensch
Nog
op
pogen
andere
een
uit
hebben
wijze
drukken,
te
door
mensch Christus Jezus
de
te
bezat,
ingeprent;
in
Adam
eertijds
een
afdruksel
was
én nu de weder-
wedergeborene
is
bewustzijn inkomt;
zijn
hem was
dat
het een verlichting, die door den
maar
den Middelaar, zoo
bij
deze kennisse Gods vanzelf tot stand door de persoons-
komt
zij,
Godskennisse
deze
den
bij
Geest
Heiligen zeiden
die
bezit.
Adam was
Bij
dit
Gods,
weg verkregen
anderen
langs
godgeleerden
kennisse
de
dat
zoo eerst
tot zijn recht.
oude
onze
belijden,
dan de kennisse aangaande God, die én geborene
Amen, en
de verborgenheid der vleeschwording
zegt
gemeenschap.
Omdat God
is
van
buiten
Gods
zoo na als voor zijn vleeschwording „waarachtig en eeuwig
hij
en
blijft",
die hij
zou als
het de ongerijmdheid zelve te wanen, dat iets
is
moeten
God
hem
worden aangebracht. Alleen maar, de kennisse
bezit,
daarom nog
bezit hij
niet in zijn menschelijk
bewustzijn. In zijn menschelijk bewustzijn kan hij niets beseffen of weten,
dan is
is
eindigen,
in
en hij
blijft,
beperkten vorm. Vandaar, dat
omdat
hij
hij
waarachtig en eeuwig God
daarom alwetend
is
zeer zeker alwetend
en
in zijn menschelijke bewustzijn.
door en in dit menschelijk bewustzijn
leeft,
is
ook
zijn
blijft,
maar
nooit
Voorzooverre
hij
kennisse aan perken
gebonden en vatbaar voor toeneming. Als „eeuwig en waarachtig lag, niets hij
door
niets,
minder dan toen zijn
menschelijk
en schitterde
hij
hij
God"
wist
hij,
toen het kindeke in de kribbe
opstond uit de dooden.
bewustzijn
leefde, wist hij
in heerlijke kennisse bij
Maar in
voor zooveel
de kribbe nog
zijn verrijzen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's