E voto Dordraceno - pagina 224
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Eerste deel.
ZOND. X. HOOFDSTUK
218
De mensch
O,
val
in te
er
En
berusten!"
muur
„Het moest
:
menschen,
„wij,
waar ze
stoeten,
oogen.
leed of onge-
wat, bid ik u, bedoelen ze
zeggen anders, dan dat ze op een
nen;
hun
als
„een mensch kan er niets tegen doen";
zeker zoo zijn!"
hebben
hoe verreweg de meesten,
toe,
overkomt, op hun lippen het zeggen hebben
rouwe
of
met open
bedriegt zich zalven in dit opzicht zoo
maar eens
Luister
II.
met
al
zulk
niet door
kun-
een macht beheerscht worden, waar geen verwrikken aan
door
is;
en aan een keten liggen, die ze toch niet kunnen doorvijlen of stukwringen.
zend vijanden omringd een
rotsblok
En
zoo
Maar
!
wat zal
is,
gaan, ze zouden opstui-
te
een enkel dapper
als
ook tegenworstelen
hij
;
man als
door dui-
men
u aan
van tien centenaar ketent, wat zult ge er ook aan rukken
hart, dat
in,
God
en berusten, zoo het heet het
gedaan
een goddelijk ontfermen ook in
heeft ;
zijn toorn
?
zich van nature door een
waar toch geen worstelen tegen
overmeesterd,
houden ze zich dan het
er tegen in
nu voelen de kinderen der menschen
overmacht
in
om
Als ze macht hadden,
o,
ven en verwoed tegenstrijden
maar
;
er is geen toon
geen klank in de gelooft
en daarom
is;
die
ziel
aan
geen kus op de lippen
;
voor de Vaderhand die sloeg.
Eer mort
men
Ge moet dus en
gelooft Stoïcijn
u
en murmureert.
omdat het toch
enkel
En
zoo
men
niet zeggen, dat gij
ook
in
is
het
van nature aan Gods Voorzienigheid
dat alleen de booze Stoïcijnen voor
zit
gemor opkropt,
zijn
doelloos en onnut zou zijn.
u,
want
hun Noodlot bukken. De
Stoïcijn is elk zondaar
En
van nature.
zoo
het leed ooit een glans van Gods voorzienig bestel verkwikt en ge-
in
en
troost
teeder
gemaakt
heeft,
dan
viel die lichtstraal in
uw
hart uit
loutere genade.
En van
gelijk
op die wijs de zondaar in dagen van smart en tegenspoed
nature een Stoïcijn
komt
datzelfde
uit
is
booze
God
en het Noodlot voor hart
bij
plaats stelt, zoo
in
vreugd en voorspoed en ook
bij
de
woeling des levens, het spelen met de Fortuin op.
Leg uw
oor
maar
te luisteren,
ook
maar gelukkig wezen"
„dat
is
;
als de een tot
„nu, daar
luk of raak zooals het uitvalt";
ge een kwade kans aan gehad"
;
zijt
ge fortuinlijk
en
zijn
dat lot
en
men aan God zijn
„dat sloeg tegen" is
niet denkt, buiten
;
„ge hadt de fortuin
altegader klaarlijk aan-
;
den Eeuwige
om
rekent,
geluk beschouwt als vrucht van kans en van geval.
Vandaar dan ook de onhebbelijke en onbedwingbare
mensch
mee geweest"
„dat loopt niet mee"; „daar hebt
mee, man", en wat er van zulk zeggen meer duidende,
den ander zegt: „Ge moet
zich in de strikken van het spel verwart.
drift
Van meet
waarmee de af zijn onze
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's