E voto Dordraceno - pagina 285
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Eerste deel.
ZOND. XII. HOOFDSTUK
hooge en heilige
persoonsnaam des Heeren, en de
alleen Jezus de
titels
279
I.
uitdrukkingen „Heere," „Christus," „Gods Zoon," „Zoon des menschen," doelen evenals dat Prins de Stadhouder
bij
Maurits deden, deels op zijn
herkomst, en deels op de ambten en waardigheden die Dit
thans toe
„Christus"
zijn.
om
ons gewend hadden
met
„Jezus"
bekleedt.
hij
Christus, aan welks bespreking
de aanduiding van Jezus' ambt.
is
van Jezus den Christus
altoos
Nu we
onzer dit terstond gevoelen. veel
naam
dus ook van den
geldt
nalieten
dit
ineengevloeid en
Indien we
te spreken, zou elk
„Christus" maar
is
we
al te
het daarom volstrekt noodig, dat
is
de kerke Gods beide weer helder ga onderscheiden.
Wat
duidt deze ambtstitel „Christus" dan aan?
Niets minder, dan dat Jezus drager
van het ambt in volstrekten en daarom de Christus
zin-,
van
is
zoodat
hij eigenlijk
wordt uitgenomen,
koning
te
een nietig mensch met
sierlijke
van goud op het hoofd
te
zijn,
aanduiding
de menschen
om
dat
zulk
omhangen en hem een kroon
Dat purper en
die kroon
duiden dan voor
mensch deze macht van nature
niet had,
hem gelegd en hem omgehangen is. En hem gelegde macht goddelijk van oorsprong
deze op
ter is,
zeer kostbare en schitterende kleedij.
toch de omkleeding van dezen
Ze
zoo nog niet innig genoeg.
maar
schen,
ze raakt
En daarom komt nu hoofdhaar en baard
wezens besef
uit
dan voelt ieder de behoefte
dit is reeds iets.
Maar is
symbool van het leggen op
ze van buiten op
omhangt men hem met
En
is
kleederen te
zetten.
ieders oog aan, dat zulk een nietig
maar dat
ambt
eenige ambtsdrager
macht. Als er een mensch
heilige
om
«?<;
is.
Christus beteekent Gezalfde. Zalving nu
iemand van hooge en
het hoogste en heiligste
overvloeit;
indringt.
hem
afleekt,
en
door
zijn
den
wel voor het oog der men-
nog de zalving,
Zalfolie is een
geur
zeldzaam glanzige
oliën oplevert.
Het
met een waas van schoonheid en
een
doffe,
dorre hout gepolijst wordt en is,
die langs zijn
gelaat en borst en tot de huid zijns
kostelijken
zulk
glans overtogen
schittering
zelven persoonlijk, in zijn eigen wezen, niet.
vooral zulke glanzig gouden olie
hem
die kostbare kleedrj
bij
ja,
siert
mensch met glans en
tot in
olie,
doffe
binnenste
zijn
zooals het Oosten
en dorre overtrekt
schittering.
Zooals het
nu met een schitterenden zweem van
zoo ook strekt in het Oosten de zalving
om
de dorre
lichaamshuid met een dun waas van schittering te overdekken, en ze in glans en gloed te zetten.
De
olie
vormt op
waarmee het lichaam omtogen wordt, en vereenzelvigt.
die wijs een allerdunst
zich dies
gewaad
met geheel het lichaam
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's