E voto Dordraceno - pagina 410
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Tweede deel.
410
XXV. HOOFDSTUK
ZOND,
tot het einde toe door en bereikt alzoo
Adam
had
En nu
een doorboord
God op te vangen en tot het God belieft, hem het
kom
en daarom oor
zijn innerlijk
ik
wezen
te
om
heb een geopend
„7A;
om uw
wil te doen."
zijn oor toegestopt.
de stem van zijn
laten doordringen, tenzij
toegestopte oor weer open
wat de Messias zegt:
het,
den geest in ons. Vóór de zonde
den val wierd ook
in
zondaar buiten de mogelijkheid
de
blijkt
maar
oor,
II.
oor,
te iA;
opvangen kan
het oor van den zondaar, dat wel aan was gelegd op rijker
;
mededeeling
en krachtiger vermogen, maar nu verminkt zijn
oor
in
oorspronkelijke
volle,
Adam
in
geestelijke
rijke,
schiep, hetzij
is
wegneemt.
beletsel
hoorend
God het
gelijk het in Christus werkte
en
mensch
om
aanleg
kunnen hooren en
te
zien
;
te zien op
zijn
ware
om
12 zegt: „Een
God
mensch
God den mensch
God
en of
denkt, in zich op te
hem
al tot
een
hebben.
dus
Zal
bovendien
klanken
kind
het
in
nemen, zou
den staat
sprak,
hij
zou
God
hebben
gehoord,
hij
wel eigen
hem vreemd
niet verstaan. Als een
maar
had meegedeeld,
er niets
van gevat
oor en het gehoor zijn dienst doen, dan
verwantschap
aan
niet zoo innerlijk
philosoof als Plato aan een kind van drie jaar zijn idealen
zulk
is
menschen geest onvatbaar
's
gedachten kunnen hebben, maar de gedachten Gods zouden blijven,
met den
een wijze, die verwant
hooren, en evenzoo de
beeld geschapen had. Indien toch
gedachten, die
schiep
kan.
Dit nu zou tot niets leiden, indien
naar
:
en hierop rust de mogelijkheid, dat de mensch
God den mensch
God aanschouwen
glorie
XX
God hem
het dus alzoo, dat
staat
Gods eigen hooren en hooren.
Zooals Salomo in Spreuken
een ziend oog heeft de Heere gemaakt, ja die beide."
en
oor
den
Bij
zou
en eindelijk
;
werking, hetzij gelijk
wedergeborenen hersteld wordt, doordien God het doorboort en alzoo
in de
van
is
Drie trappen krijgt ge dus: het
het
God
dat nu
het dier dat slechts uitwendig de geluiden opvangt en niets meer
bij
het
En
boren.
heb uw wil verstaan,
moet
er
van geest tusschen spreker en hoorder bestaan.
Anders werkt het gehoor niet; wel mechanisch, maar niet wezenlijk. Dat God,
die
stelling,
zelf
dat
vatbaarheid
op
te
ons het oor inplantte, gaat dus uit van de onder-
hoort,
er
in
nemen, en
den mensch eveneens een geest
om
bezit,
te
is
ingeschapen, die
op creatuurlijke wijze de gedachten Gods in zich
verstaan.
En
overmits nu ons spreken het middel
is,
waardoor de gedachten ons en anderer oor bereiken, zoo volgt hier tevens uit,
dat
ons
spreken
God
spreken Gods.
mensch naar
om
te
zijn
denken,
niet
denkt.
anders
God
zijn
spreekt.
kan dan een afdruksel van het
God
hoort, en toen Hij
beeld schiep, schiep Hij aan den te
nu den
mensch het vermogen,
spreken, en te hooren, in; en op deze verwantschap
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's