E voto Dordraceno - pagina 434
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Tweede deel.
434
XXV. HOOFDSTUK
ZOND.
hun
wat
en
menschelijke
Maar
toekomt.
niet
juist
uit
omdat
eeretitel
nu geen wolkje aan de
er natuurlijk niets toe, of
een
er
aanrandt,
daarom
juist
men
autoriteit.
algemeen beleden, dan doet het
dat „heilig" op, die
soms weglaat. Maar komt
al
goddelijk gezag der Heilige
dit
en haar goddelijken porsprong loochent, en
er die
zijn
Heilig voor Schriftuur weglaten, dan natuurlijk
dat
een goed Christen den schijn
mee, en wordt het
voor
komt
is,
om daarmee
toe,
lucht, en wordt zoo die goddelijke oorsprong
van verloochening
geest
Schrift
zelfs niet
juist zijn jiliclif,
van de Heilige Schrift
altoos
van Heilig
drukken haar goddelijken oorsprong en haar goddelijke
te
die goddelijke autoriteit der Schriftuur
als
Schriftuur van al deze
de
kerkelijke geschriften principieel onderscheiden
dan aan die Heilige Schriftuur ook de
Is er
VI.
te
om nog
hij
mag
hieraan
volhardender dan anders schier
gewagen. Wie in onze dagen
met de
Schrift weglaat, heult
op zich laden, als deed
bestrijders der waarheid
dit „heilige" ;
en wie het
er bijvoegt, doet daarin belijdenis.
Dit
de
is
onzer
dan
te
gewoonlijk
raden te
is,
op het voetspoor
spreken van de „heilige
de „heilige apostelen" en „heilige evangelisten."
men
in zag;
meer
weer
vaderen,
profeten", heeft
waarom het ook aan
reden,
zich hieraan ontwend,
omdat men
er een
Een
tijdlang
Roomsche hebbelijkheid
en we ontkennen niet, dat hier iets van aan was, in zooverre de
Roomsch-Katholieken
van „heilige profeten, evangelisten en
spreken
dit
onnadenkend
apostelen"
opvatten
veelal
den
in
zin,
gecanoniseerd waren. Dat doen hun „godgeleerden" onderscheid
tusschen
Maar
zeer
goed.
Als
protest
de
niet.
mannen
Die kennen het
en de „heihgen" der kerk
profeten"
„heilige
alsof deze
het volk, dit kan kwalijk ontkend, verwarde die beide.
daartegen nu had het
zijn
goede
zijde,
dat onder onze god-
geleerden en op onze kansels, dit „heilige" voor „profeten", „apostelen"
en
„evangelisten" een tijdlang wegbleef.
Immers thans staan we
Maar thans mag
dit niet
meer.
minder tegenover het gevaar der Roomsche
veel
verwarring,
dan tegenover het gevaar van de verwoesting des ongeloofs.
Thans gaat
er een sprake rond, alsof de profeten, evangelisten en apostelen
eigenlijk in niets van onze
Thans
En
dure
onzerzijds
mannen maar
het
heeft
gekregen.
onze
gewone godgeleerden onderscheiden waren, en
daarom dwaas zou
alsof het
verplichting,
ten deel
de
waren,
viel.
zin
of
van
daarom
belijdenis
nooit
zondeloos
weglaten
juist
te
hun den
zijn,
is
om
dit
het
door
doen
woord in
het
van
heilig te geven.
„heilig" dus een beteekenis
de nu gegeven omstandigheden herstel
van
dat woord „heilig"
van de goddelijke ingeving, die aan deze
Mits, en hier leggen
worde
eeretitel
gehecht,
alsof
we nadruk deze
op,
mannen
aan
dit „heilig"
in zich zelven
ook de zonde ganschelijk waren te boven gekomen,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's