E voto Dordraceno - pagina 206
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Tweede deel.
ZOND. XXII. HOOFDSTUK
206 op
vergelijkbare
ook plaats greep met het lichaam onzes Heeren.
wijze
Doch deze uitzondering nu menschen eenmaal
komt het
daargelaten,
kinderen der
alle
bij
Hoe schoon ook lange jaren de bloem
een sterven.
tot
II.
des velds geschitterd hebbe, eens laat de wind zich over het land hooren,
dan
en
knakt
haar
vindt
standplaats
noemen
sterven,
hem
meer. Dat
niet
zelfs
kiem
Hij
en
tikt
die
om
sterven; dat
Sterven
we
nu, gelijk
den Dood zagen,
eene
en in dat oogen-
maar waarvan
;
dan het door- en uitwerken van
met
zich
in
de macht en onder de
hetgeen
bij
in
den jongsten snik
de jaren onzes levens reeds in ons
al
gewrocht
dit
vroeger
Het leven onzer
wordt.
met haar God, en de dood onzer ziel
ziel
ziel is
aan haar God verbond.
En
verbreken van den band tusschen in ons
het bespreken van het opkomen
bij
schelden. Alle leven bestaat in een verbinding,
is
eene wondere saamvoeging, die door Gods scheppende
vereeniging,
hand
onze
alsof de
en wrocht.
gistte
van
is
en dat
;
ons voleind wordt, wat
in
wat we gemeenlijk het
reeds van zijn geboorte af
hij
we eiken dag onzes levens
bewerking van den Dood liggen slechts
kent en
dat wij kinderen der menschen eigenlijk slechts leven
droeg. te
Doods,
des
weet,
is
hem had gehad hem komt halen
aan
of deel
pas op den schouder
een Christen weet, dat het niet anders diezelfde
men
verdorren, en
te
wat op den wereldling den indruk maakt,
en
Dood dusver nog geen part blik
om
haar steel; ze valt af
ziel
het verbreken van den band, die
zoo ook
ziel
de vereeniging onzer
is
is
ons eindelijk sterven een
en lichaam, dien
God
als
Schepper
wezen gelegd had.
Lichaam en soonlijkheid.
wijsgeeren
formeerde
bestaan
enkele
en geest; maar
de twee bestanddeelen van onze menschelijke per-
zijn
ziel
We
op
het voetspoor van heidensche
ketters geleerd hebben, uit drie deelen
twee substantiƫn: lichaam en
uit
kerken
gelijk
niet,
steeds
Iets
:
lichaam,
ziel
waar onze Gere-
streng aan vasthielden, en waar ook
en
stipt
ziel.
thans de Gereformeerde kerken zeer
nauw op
zien moeten,
nu de Duitsche
godgeleerden, door philosofen op het dwaalspoor gebracht, ook thans weer
de driedeeling van onze menschelijke persoonlijkheid dikanten
binnenloodsten.
Wel
velen onzer pre-
bij
van ons lichaam en onze
is
onderscheiden ons ik dat dit lichaam en deze
ziel
geen derde substantie
de Christus
is,
;
geen nieuw
deel. Gelijk
bezit
;
ziel
nog
maar dat
te
ik is
God en mensch
en in deze twee naturen de Persoon des Middelaars bestaat, zonder
dat deze Persoon een derde iets
is,
dat
bij
de twee bijkomt, zoo ook
onze menschelijke persoon wel in lichaam en
om nog
geen derde
ons lichaam en onze
iets, ziel
ziel
bestaande,
maar
is
daar-
dat als nieuwe substantie aan de substantie van is
toegevoegd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's