E voto Dordraceno - pagina 381
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Tweede deel.
ZOND.
XXIV. HOOFDSTUK
381
IV.
weinige punten zoo vele in aantal en derwijs duidelijk als hier. Iets wat
meer klemt, nu we ons
te
uitsluitend tot het
Nieuwe Testament bepaalden,
en het Oude Testament rusten lieten. Natuurlijk
van
Oude Testament
het
Verbond het standpunt van de Wet
om
heengevlochten,
van
„de
belofte
eenvoudige aanhaling van uitspraken uit dit Testament
Toch
Oude ligt
door
des
loons",
te
overtuigen.
Oude Testament
dient ook het standpunt van het
in het
Genadeverbond
zeer door het
te
ontkenners
de
alsof de uitspraak
niet,
minder gezag had, overmits
hier
dezen met
te
een enkel woord besproken, omdat meer dan één uitspraak van het Oude
punt vreemd aandoet en vaak
Verbond
op
meesten
verstaan het niet wat het zeggen wil
dit
XVIII
De
leidt.
„Eicht mij, Heere, naar
:
mijne gerechtigheid en naar mijne oprechtheid die of als de Psalmist roemt in Ps.
misverstand
tot
bij
mij is" (Ps.
Vu
:
9),
21: „De Heere vergold mij naar
:
mijne gerechtigheid. Hij gaf mij weer naar de reinigheid mijner handen."
Of
het in Nehemia XIII
als
dezen
14 heet: „Gedenk mijner, mijn God, in
:
delg mijne weldadigheden niet
en
Gods en aan
zijne
uit,
wachten gedaan heb." En
die ik
aan het huis mijns
er
nóg onbegrijpelijker
als
Psalm XLIV door Gods volk geklaagd wordt
in
komen,
nochtans hebben
wij
uwen Naam
:
„Dit alles
niet vergeten,
is
ons over-
noch valschelijk
uw Verbond; ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch gang geweken van uw pad. Zoo wij den Naam onzes Gods hadden
gehandeld tegen onze
vergeten zulks
en
niet
onze
handen
tot
want
onderzoeken,
Maar om uwentwil worden
wij
vreemden God
een
God
uitgestrekt, zou
weet de verborgenheden des harten.
Hij
den ganschen dag gedood, en worden geacht
als slachtschapen."
deze en dergelijke uitspraken van het
Bij
Oude Verbond nu
is tot
recht
verstand drieërlei in het oog te houden.
Ten tegen is
;
wat onze ouden noemden
eerste, zijn
maar
vrienden alleen,
bedoelt
pleit,
dat
hij
breking in zonde, waarom
zware
lijden
zou
meenden,
dat
wel
erge
zeer
die
de zaaksgerechtigkeid. Als Job
:
niet te zeggen, dat hij rein van zonde
hij
zich niet bewust is
hém nu
overkomen
zijn.
juist
van eenige
meer dan anderen,
Gelijk
in
ergerlijke uitdit
ontzettend
Jezus' dagen de Parizeen
menschen, op wie de toren van Siloam gevallen was,
zondaars moesten geweest
zijn,
zoo oordeelden ook Zofar,
Bildad en Elifaz, dat Job zeker schuldig moest staan aan een zeer groote, gruwelijke
zoo
zonde,
schriklijk
want
bezoeken
met Jobs ontzettend
dat zou.
lijden,
God, Uit
die rechtvaardig
is,
hun eigen voorspoed,
trokken
zij
hem in
anders niet tegenstelling
de conclusie, dat Job,
vergeleken, een schrikkelijk zondaar moest
zijn.
En
bij
daartegen nu
hen
kwam
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's