Sociale hervormingen - pagina 369

357

nemen en de burgemeester, bedoelde commissie gehoord, ambtshalve de vergunning kon intrekken. 's Burgemeesters op grond van bepaalde feiten steunende overtuiging kan voorts betrekking hebben op twee punten, waarvan het laatste, het opleveren van genoegzamen waarborg tegen verkeerde invloeden, voor velerlei uitleg vatbaar schijnt en tot groote willekeur zou kunnen lijden. Sommigen vroegen, of het niet beter ware voor de in het ontwerp gevolgde omschrijving te lezen: „van erkend slecht levensgedrag is", eene uitdrukking welke eene vaste beteekenis heeft. Andere leden meenden, dat het beter ware, elke poging om voor die ongeschiktheid criteria te stellen op te geven en alleen te spreken van gebleken ongeschiktheid. Ook deze oplossing kon niet alle leden bevredigen. Het moge niet onduidelijk zijn, wat de wetgever met ongeschiktheid bedoeld heeft, in de praktijk zou willekeur van het gebruik van dat woord het gevolg kunnen zijn. Bovendien zou ook de term „ongeschiktheid' nog niet ruim genoeg zijn om alles te omvatten wat een gegronde reden kan opleveren om eene vergunning in te trekken. Sommige leden toch zouden daaronder ook willen zien opgenomen de omstandigheid, dat het aantal leerlingen te groot is in verhouding tot dat der gezellen, iets wat alleen bij overigens allerminst gewenschte eene zeer ruime opvatting als een blijk van ongeschiktheid van den werkgever zou kunnen worden aangemerkt. In verband met deze opmerking werd de vraag gedaan, hoe de burgemeester zal kunnen weten hoeveel werklieden in elk bedrijf arbeiden de wetenschap daarvan zal hij, indien hij moet waken tegen een in verhouding te groot aantal leerlingen, niet kunnen ontberen.

—

—

;

—

Enkele leden meenden, dat, indien gelijk 't hun met de woorden: „Een besluit ingevolge het vorige artikel" ook het besluit tot schorsing bedoeld is, de schorsing veelal niet tijdig genoeg zou kunnen ingaan zij waren van oordeel, dat de schorsing zonder bezwaar door den burgemeester zelfstandig zou kunnen worden uitgesproken. Andere leden meenden, dat de aangehaalde woorden blijkbaar uitsluitend doelen op een besluit tot intrekking der vergunning; ook uit den inhoud der artt. 36 en 37 scheen zulks te volgen. Art.

35.

voorkwam

—

;

ArL 36. Vrij algemeen werd het minder juist geacht, dat bij de regeling van het beroep verzuimd is den patroon de gelegenheid te geven op te komen tegen een besluit van den burgemeester, waarbij de hem verleende vergunning is ingetrokken. Waar de bepaling van art. 34 den burgemeester zoo ruime bevoegdheid geeft, scheen althans de gelegenheid om van zijn besluit in beroep te gaan niet aan de patroons te mogen worden onthouden. Is dit op zich zelf reeds hoogst gewenscht om willekeur tegen te

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen