Sociale hervormingen - pagina 104
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
94
Ons oud-vaderlandsch recht besliste de vraag reeds in een voor den arbeider gunstigen zin. Evenzoo de meeste Fransche In verschillende nieuwere wetboeken en wetten schrijvers. heeft de meer humane oplossing een scherper belijnden vorm aangenomen (Zwitsersch Verbintenissenrecht, art. 341 Alg. Duitsch Handelswetboek, art. 60, herzien wetboek van 1897, Duitsch Burgerlijk § 63; Duitsche Gewerbeordnung, § 833^; Wetboek, § 616). Merkwaardig zijn in onze eigen wetgeving de artt. 423 vlg. en 386 W. v. K. Het Ontwerp sluit zich hierbij aan. Er bestaat alleszins reden, de verplichting, onder de hier omschreven voorwaarden met uitbetaling van het loon voort te gaan, welke algemeen als eene zedelijke verplichting ;
wordt erkend, als regel tot rechtsplicht verheffen. De billijkheid der voorgedragen regeling springt zoozeer in het oog, dat de ondergeteekende niet heeft geaarzeld de bevoegdheid om bij schriftelijke overeenkomst van de bepalingen van het artikel af te wijken, welke in het Ontwerp-DRUCKER en in het Regeeringsontwerp van 1901 voorkomt, door eene bepaling van dwingend recht te vervangen. Daar intusschen het artikel eene bepaling bevat, namelijk die betreffende de vermindering van het loon, van welke ook op eene voor den arbeider voordeelige wijze kan worden afgeweken, moesten in de gebezigde uitdrukking de woorden „ten nadeele van den arbeider" eene plaats vinden. Bij de nadere regeling is in den geest der aangehaalde buitenlandsche wetten gehandeld. Alle omstandigheden, die
met ziekte op ééne lijn behooren noemen, is niet raadzaam en trouwens ondoenlijk. De bepaling zal intusschen niet van toepassing zijn, indien de vervulling van eene door wet of overheid opgelegde verplichting in des arbeiders vrijen tijd kan geschieden, gelijk in de meeste gevallen de uitoefening van stembevoegdheid, verplichting tot aangifte bij den burgerlijken stand enz., of van overheidswege wordt vergoed, gelijk de militaire dienst of verschijning voor den rechter als getuige; in die gevallen schijnt voor aanspraak op loon geene genoegzame reden te zijn. De bepaling van dit artikel, in het belang van den arbeider geschreven, mag niet zoover worden uitgebreid, dat zij tot misbruiken aanleiding geven kan. Volgens het Ontwerp-DRUCKER (art. 20) zal de bepaling alleen dan gelden, wanneer de arbeider „gedurende betrekkelijk korten tijd" verhinderd is geweest den arbeid te verrichten. Deze uitdrukking, welke geen vasten maatstaf bevat, schijnt in de wet minder op hare plaats. Men verlieze bovendien niet uit het oog. dat de werkgever, ingeval de verhindering een zóó langen duur erlangt, dat de instandhouding der dienstbetrekking redelijkerwijze niet van hem kan worden gevergd, deze met inachtneming der wettelijke bepalingen zal kunnen doen
te
worden
eindigen.
gesteld,
op
te
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's