Sociale hervormingen - pagina 226
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel III.
214
—
Het is uitermate wenschelijk om, waar zulks 328. Arit. 325 mogelijk is, eene zoogenaamde bedrijfsrust voor te schrijven, dat wil zeggen, dat elke arbeid stil staat in den nacht. Alleen wanneer dit plaats heeft bestaat er waarborg, dat aan een groot aantal arbeiders eene behoorlijke nachtrust kan worden toegekend. Dit nu is van groot belang, omdat in de uren van den nacht het best kan worden gerust. Uit den aard der zaak kan van het invoeren van dergelijke bedrijfsrust geen sprake zijn in een aantal inrichtingen. Welke arbeid gedurende den tijd, voor nachtrust bestemd, in deze inrichtingen zal mogen worden verricht, zal worden bepaald bij algemeenen maatregel van bestuur. Voor wat het ontwerp verstaat onder nacht zij verwezen naar de toelichting op
art.
309.
Uit den aard der zaak kan het voorschrift betreffende de bedrijfsrust geen toepassing hebben op het bewaken van fabrieken en werkplaatsen. In art. 326 worden in eenige rubrieken de fabrieken en werkplaatsen aangeduid, waarin het verrichten van bepaalden arbeid des nachts kan worden toegestaan, hetzij gedurende het geheele jaar, hetzij voor een gedeelte daarvan, hetgeen soms bij seizoenbedrijven voldoende zal zijn. Is in eene inrichting ingevolge dat artikel bepaalde nachtarbeid toegestaan, dan dient er voor gewaakt, dat de arbeiders daar niet geregeld nachtarbeid verrichten. Ieder arbeider heeft ook daar op zijn beurt recht op nachtrust. Waar het drieploegenstelsel bestaat, moeten aan de arbeiders in elk tijdvak van 14 achtereenvolgende etmalen 7 rusttijden worden toegekend, elk van ten minste 8 achtereenvolgende uren. In andere
moeten in hetzelfde tijdvak 8 dergelijke rusttijden worden toegekend. Vermits bij het drieploegenstelsel de arbeidsduur nog meer beperkt is dan volgens het ontwerp noodig is, schijnt er geen bezwaar om daar aan elke ploeg op hare beurt gedurende 7 nachten arbeid te kunnen opdragen. Trouwens wanneer voor inrichtingen met het drieploegenstelsel het voorschrift zoude gelden, dat in elk tijdvak van veertien achtereenvolgende etmalen ten minste 8 rusttijden zouden moeten vallen, dan zoude
inrichtingen
eene behoorlijke ploegverwisseling niet mogelijk zijn. Wanneer toch in eene inrichting drie ploegen werkzaam zijn, ieder 8 uren per etmaal, dan bestaat algemeen de gewoonte om gedurende de 6 werkdagen van de week denzelfden toestand te behouden, terwijl op Zondag de ploegverwisseling plaats heeft. Ten einde dan gedurende de 6 volgende werkdagen eene ploeg den nachtarbeid te geven, die in de afgeloopen zes werkdagen geen nachtarbeid verrichtte, werken de ploegen op Zondag langer. Daardoor ontstaat de opschuiving der ploegen. In een tijdperk van 14 achtereenvolgende etmalen hebben dus 2 verwisselingen plaats en in dat tijdperk zijn ook 2 ploegen, elk gedurende 6 achtereenvolgende etmalen, met nachtarbeid belast geweest. Bij eene van de 2 verwisselingen moet echter een der beide bedoelde ploegen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's