Sociale hervormingen - pagina 109
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel I. Stuk II.
371
den 20sten Mei hersteld is. Volgens artikel 35 onttijdelijke uitkeering van den dag na het ongeval Daar hij 20 Mei hersteld is, zal hij nog op i Juni mede af. kunnen uitzeilen. Het ongeval heeft dan geen nadeelige financieele gevolgen voor dien verzekerde gehad, daar hij, ware hij 20 Mei, niet door het ongeval getroffen, over den tijd van i van zijn werkgever geen loon zou hebben ontvangen. Om nu te voorkomen, dat een getroffene in voordeeliger conditie door het ongeval komt dan zijn collega, die gezond en aan het werk is gebleven, bepalen de artikelen 42 tot en met 48, dat op het einde van het seizoen een nadere verrekening zal plaats vinden. Dat een verzekerde steeds een tijdelijke uitkeering ontvangt, vindt zijn grond hierin, dat elk ongeval extra kosten meebrengt, dat het niet vooruit met zekerheid is te zeggen wanneer beterschap zal intreden en dat het niet aangaat den getroffene over te laten aan meerdere of mindere welwillendheid van leveranciers om hem crediet te geven tot den tijd, dat met zekerheid uit te maken is welke uitkeering den getroffene ter zake van dat
hij
vangt
eerst
hij
een
—
het ongeval toekomt.
Daar na afloop van het seizoen zal worden nagegaan wat de verzekerde aan loon ten gevolge van het ongeval heeft gederfd, heeft het toekennen van deze tijdelijke uitkeering dus geheel het karakter van een voorschot. In verband hiermede is dan ook in het laatste lid van art. 35 de tijdelijke uitkeering, toegekend aan den vasten zeevisscher, gesteld op 50 en niet op 70 pet., zooals bepaald is ten aanzien van den lossen zeevisscher en van de overige verzekerden met wie geene afrekening op het einde van het seizoen plaats vindt. Daar de vaste zeevisscher na afloop van het seizoen 70 pet. zal ontvangen van het loon, dat hij ten gevolge van het ongeval in het seizoen, waarin hem het ongeval trof, heeft gederfd, bestaat •er voor de Rijksverzekeringsbank geen bezwaar hem voorloopig een voorschot van de helft van zijn dagloon uit te betalen, zoodat hij in zijne eerste behoeften kan voorzien. Bij het einde van het seizoen zal blijken wat hij nog kan vorderen van de Rijksverzekeringsbank. Een voorschot van 50 en niet van 70 pet. heeft nog dit voordeel, dat het nu zelden of nooit zal voorkomen, dat de vaste zeevisscher bij het einde van het seizoen verplicht zal zijn aan de Bank terug te betalen hetgeen hij te veel van haar heeft genoten. Wordt den getroffene vóór het einde van het seizoen eene vaste of voorloopige rente toegekend, dan zal deze hoogstens 70 pet. van zijn dagloon mogen bedragen, maar aan het einde van het seizoen zal ook deze rente worden verrekend (art. 44 laatste lid), zoodat de vaste visscher steeds zal ontvangen over het seizoen, waarin het ongeval hem trof, 70 pet. van het loon, dat hij in dit seizoen door het ongeval heeft gederfd. Artikel
36.
In het algemeen kent artikel 35 den getroffene eene
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's