Sociale hervormingen - pagina 173
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
229 jarige
is
getreden
en
na
te
gaan, of uitoefening van de
hem
gegeven macht noodig is. Aan het slot van het
artikel wordt bepaald, dat de mindergeacht door zijn vertegenwoordiger mondeling tot het aangaan „dier arbeidsovereenkomst" gemachtigd te zijn geweest. Naar aanleiding daarvan werd gevraagd, of, indien de bedoelde overeenkomst tijdens de dienstbetrekking wordt gewijzigd, voor den wettelijken vertegenwoordiger van af die wijziging wederom een termijn van veertien dagen om van zijne macht tot tusschenkomst gebruik te maken, zal beginnen te loopen. In de Memorie van Toelichting staat, dat, zoo de wettelijke vertegenwoordiger den in het artikel gestelden termijn laat verloopen, hij bij den rechter beëindiging der dienstbetrekking zal moeten verzoeken. Reeds uit de verwijzing naar art. 1639 o meende men te mogen opmaken, dat zoodanig verzoek niet steeds, maar slechts in de in dat artikel genoemde gevallen zou kunnen
jarige wordt
geschieden.
Sommige leden zouden tegen de bepaling van het laatste lid minder bezwaar hebben, indien daarin werd voorgeschreven, dat de werkgever den wettelijken vertegenwoordiger schriftelijk kennis zou moeten geven van het aangaan der arbeidsovereenkomst en dat, indien de minderjarige daarna gedurende veertien dagen in dienst van den werkgever arbeid heeft verricht, hij geacht zou worden door zijn vertegenwoordiger mondeling tot het aangaan der arbeidsovereenkomst gemachtigd te zijn geweest.
Art. 1637 i' Verscheidene leden hadden niet zonder verwondering in de toelichting tot dit artikel de opmerking omtrent de gelijkheid in het huwelijk tusschen beide echtgenooten gelezen. Zij meenden, dat deze gedachte, waarvan trouwens bij andere bepalingen van het ontwerp als voorbeeld werd art. 1639 n genoemd niet is uitgegaan, door den Minister niet in zoo algemeenen zin kan worden gehuldigd.
—
—
Verscheidene leden verklaarden niet te begrijArt. 1637 ĥ pen, waarom hier met betrekking tot inwonende arbeiders eene uitzondering is noodig geacht. In de Memorie van Toelichting
worden daarvoor bijna geene gronden aangevoerd. Gevolg van de uitzondering zal zijn, dat de inwonende arbeiders niet zullen zijn beschermd tegen gevaarlijke of voor hen nadeelige vormen van vaststelling van loon en dat bijv. te hunnen aanzien een deel van het loon in sterken drank zal kunnen worden vastgesteld. Dit keurden deze leden af en zij gaven in overweging, zoo de uitzondering in het algemeen dan moet blijven bestaan, althans te verbieden, dat de vaststelling van een deel van het loon van bij den werkgever inwonende arbeiders in sterken drank geschiedt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's