Sociale hervormingen - pagina 313
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel III.
301
Een derde groep achtte dezen lof te hoog gestemd. Het ontwerp heeft ongetwijfeld veel goeds, maar de leden hier aan het woord misten daarin toch veel van wat huns inziens in een ontwerp van wet ter bescherming van den arbeid niet had mogen ontbreken, terwijl anderzijds daarin bepalingen voorkomen, welke noodzakelijk eene belangrijke wijziging schenen te behoeven. In het vertrouwen nochtans, dat de Regeering blijk moge geven van een ernstig streven om aan hunne bezwaren tegemoet te komen, verklaarden deze leden naar hun vermogen te willen medewerken om het ontwerp eene plaats in het Staatsblad te
doen verkrijgen.
Met bijzondere instemming hadden verscheidene leden in de Memorie van Toelichting gelezen, dat de Regeering, bij het opnieuw en meer volledig regelen van de bescherming van den arbeid, het liefst den daarbij tot nu toe gevolgden weg, om de beschermde bepalingen rechtstreeks bij wet of algemeenen maatregel van bestuur vast te stellen, had verlaten en er de voorkeur aan zou hebben gegeven, wel de beperkende regelen in de wet vast te leggen, maar voorts veel van de uitwerking dezer regelen over te laten aan vertegenwoordigende lichamen op nijverheidsgebied, bevoegd om op beperkt terrein en onder de noodige waarborgen in zekere mate met dwingend gezag op te treden. In deze uitlating, gevolgd door de zinsnede: „Daarvan moest voorshands ten gevolge van de ontstentenis van alle zoodanige publiekrechtelijke organisatie worden afgezien", meenden deze leden eene duidelijke verklaring te mogen zien, dat ook de Regeering van meening is, dat aan eene afdoende oplossing van het sociale vraagstuk onzer dagen niet kan worden gedacht, wanneer niet eerst onze door de ontwrichting der maatschappij ontstane individualistische naast-elkanderleving tot eene organische samenlevingwordt hervormd. hiertoe te geraken zouden zij, die een beroep uitoefenen, moeten worden vereenigd in publiekrechtelijke organisaties, welke op gelijke wijze als thans de gemeenten bij het maken van verordeningen aan de bepalingen der Gemeente-
Om
—
—
wet gebonden zijn bij eene algemeene wet hare bevoegdheden zouden zien omlijnd, doch binnen die grenzen volkomen zelfstandig de regelen zouden vermogen vast te stellen, waaraan de uitoefeningvan het beroep zou zijn onderworpen. Zoolang niet in die richting de weg is gebaand voor eene arbeidswetgeving, welke zoowel met het sociaal karakter van den mensch als met de uiteenloopende en toch onderling samenhangende belangen van ondernemer en arbeider rekening houdt, is het goed te keuren, dat de wetgever tracht door eene algemeene wet, al is die ook uit haren aard onvolmaakt en niet steeds en overal zich genoegzaam aansluitende aan de toestanden waarop zij moet ingrijpen, de bedenkelijkste misstanden en ongerechtigheden weg te nemen of te voorkomen. Maar men meende toch, dat, nu in de maatschappij
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's