Sociale hervormingen - pagina 50
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
40
Zoo dringen dus overwegingen van verscheiden aard besluit
om
in deze
tot het wetsvoordracht alleen eene plaats in te ruimen
aan het individueele arbeidscontract.
Maar ook
dit heeft,
gelijk reeds in § 2
werd
uiteengezet, uit
oogpunt bezien, groote beteekenis. Ook door eene deugdelijke regeling daarvan kan in ruimen kring heil worden gesticht. Want bij de regeling van het arbeidscontract staat als beginsel op den voorgrond het verleenen van hulp aan de economisch zwakkeren. Immers „wanneer overigens alle rechten der burgers met zorg moeten worden in het oog gehouden en op het openbaar gezag de plicht rust om aan ieder het zijne te laten, de schennis van bij de behartiging van de het recht te beletten of te straffen, belangen van het individu is de Overheid op geheel bijzondere wijze gehouden tot belangstelling in het lot der lagere, onvermogende klasse. De meerbemiddelden toch hebben minder behoefte aan de Overheidsbescherming; zij vinden vaak in eigen kracht reeds voldoenden steun en genoegzame hulp; de minder bedeelden echter, de menschen zonder hulpmiddelen, zijn bijna ten eenenmale van bescherming door de Overheid afhankelijk. De werklieden alzoo, die voor het meerendeel in dien toestand verkeeren, behoorcn door de Overheid onder hare bijzondere hoede te worden genomen.'" 1) sociaal
—
§ 5.
Verband met de overige wetgeving.
Het ontwerp bepaalt zich tot de regeling der burgerrechtelijke betrekkingen, welke tusschen de partijen bij de arbeidersovereenkomst betrokken, kunnen ontstaan. Het systeem van onze wetgeving, aan hetwelk eene scheiding tusschen onderwerpen van civiel- en van publiekrechtelij ken aard ten grondslag ligt, moest medebrengen dat de publiekrechtelijke zijde, welke mede aan het vraagstuk verbonden is, aan dit ontwerp vreemd bleef. Eene afzonderlijke arbeidswet is voor die regeling de aangewezen plaats.
Toch zal het opnemen in deze wetsvoordracht van voorschriften van publiekrechtelijken aard niet geheel kunnen worden vermeden. Daartegen kan echter geen overwegend bezwaar bestaan. „Rerum Novarum",
uitgave van de „Société de Saint- Augus tin", 1895, 4me Edition, bladz. 42. „Iura quidem, sint, sancte servanda sund: atque ut suum singult teneant, debet potestas publica providere, propulsandis atque ulciscendis iniuriis. Nisi quod in ipsis protegendis privatorum iuribus, praecipue est infimorum atque inopum habenda ratio. Siquidem natio divitum, suis septa praesidiis, minus eget tutela publica: miserum vulgus, nullis opibus suis tutum, in patrocinio reipublicae maxime nititur. Quocirca mercenarios, cum in multitudine egena numerentur, debet cura providentiaque singulari complecti respublica." De vertaling, evenals die voorkomende op bladz. 23, is, met geringe wijziging, ontleend aan de in 1891 te Amsterdam bij C. L. van Langenhuysen verschenen Nederlandsche overzetting. De cursiveering in van het ontwerp. 1)
Encycliek
Desclée, de in quocumque
Brouwer
et
Cie,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's