Sociale hervormingen - pagina 335
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
39 1
en in het algemeen omstandigheden, welke, teweeggebracht door opzet of schuld van de zijde van den werkgever of van een der leden van diens huisgezin, de verdere voortduring der dienstbetrekking voor den arbeider of diens huisgezin in ernstige mate nadeelig maken. Bedingen, waardoor aan den arbeider de beslissing zou worden overgelaten, of er eene dringende reden in den zin van artikel
1639/ aanwezig
is,
zijn nietig.
Artikel 1639 .r. De schadeloosstelling, bedoeld bij de artikelen t en 1639/, is bij eene dienstbetrekking, voor onbepaalden tijd aangegaan, gelijk aan het bedrag van het in geld vastgesteld loon voor den duur van den opzeggingstermijn bij eene dienstbetrekking, voor bepaalden tijd aangegaan, is zij gelijk aan het bedrag van het in geld vastgesteld loon voor den tijd, dat de dienstbetrekking volgens de artikelen 1639 £ en 1639/hadbehooren voort te duren. Is het loon des arbeiders, hetzij voor het geheel, hetzij gedeelniet naar tijdruimte vastgesteld, dan geldt de maatstaf telijk, van het laatste lid van artikel 1637 u. Elk beding, waarbij eene schadeloosstelling tot een lager bedrag is bedongen, is nietig. Bij schriftelijke overeenkomst of bij reglement mag eene schadeloosstelling tot een hooger bedrag worden vastgesteld, behoudens de bevoegdheid van den rechter om de schadeloosstelling op eene kleinere som te bepalen, mits niet beneden het wettelijk bedrag, zoo de bedongene hem bovenmatig voorkomt. Van het bedrag der verschuldigde schadeloosstelling is eene rente verschuldigd, berekend tegen vijf ten honderd in het jaar van den dag, waarop de dienstbetrekking is verbroken. 1637
;
Artikel 1639/. Ingeval van onrechtmatige eigenmachtige verbreking der dienstbetrekking door eene der partijen heeft de wederpartij het recht hetzij het bij het vorige artikel bedoeld bedrag, hetzij eene volledige schadevergoeding, te vorderen. Hetzelfde geldt, indien eene der partijen door opzet of schuld aan de wederpartij eene dringende reden heeft gegeven om de dienstbetrekking te verbreken.
Artikel \6^gu. Ieder vorderingsrecht ter zake van de eigenmachtige verbreking der dienstbetrekking vervalt na zes maanden, te rekenen van den dag, waarop de dienstbetrekking is geëindigd. Artikel 1639 e/. Indien de dienstbetrekking is aangegaan voor langer dan twee jaren of voor den duur van het leven van een bepaalden persoon, is niettemin ieder der partijen bevoegd van het oogenblik, waarop twee jaren sedert haren aanvang zijn verloopen, haar op te zeggen met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 1639/2 en 1639/.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's