Sociale hervormingen - pagina 123
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
H3 Blijkt uit de overeenkomst of uit het reglement niet, voor welken duur de dienstbetrekking is aangegaan, zoo behoort bij gebreke ook van wettelijke bepalingen het plaatselijk gebruik in aanmerking te worden genomen. Voor sommige groepen van
arbeiders zal dit gebruik wellicht door eene gemeentelijke verordening worden geconstateerd gelijk reeds geschiedde ten aanzien van menige verwijzing naar plaatselijk gebruik in ons burgerlijk recht voor andere zal eene Kamer van Arbeid haren invloed kunnen doen gelden. In de wet zelve een bepaalden duur op te geven, zooals in enkele speciale wetten is gedaan, is bij eene algemeene regeling niet wel mogelijk.
—
—
Lid
,
nummer
en 2. Eindigt de dienstbetrekking, voor i aangegaan, op het aangewezen tijdstip van zelf 1), of is daartoe nog voorafgaande opzegging noodig ? Ons Burgerlijk Wetboek, dat ten aanzien der huur van huizen en van landen eene beslissing van deze vraag bevat (artt. 1606, 1607), laat bij huur van diensten ruimte voor twijfel over 2). Het schijnt wenschelijk, dit punt in de wet te regelen, en wel, op het voetspoor van art. 342 van het Zwitsersche Verbintenissenrecht, zoodanig, dat naast de overeenkomst het plaatselijk gebruik beslist; met dien verstande echter, dat partijen bij schriftelijke overeenkomst of bij reglement het plaatselijk geook waar het gebruik voorbruik kunnen ter zijde stellen afgaande opzegging verlangt, moet men kunnen overeenkomen, dat op den bepaalden dag de dienstbetrekking van zelf zal twee,
bepaalden
tijd
:
eindigen.
De
laatste zinsnede
van 1901
is,
art. 1639^ van het Regeeringsontwerp onnoodig, vervallen.
van
als zijnde
Art. 1639^ Indien de dienstbetrekking na den eindtermijn zonder tegenspraak wordt voortgezet, moet stilzwijgende verlenging worden aangenomen. Terwijl men het hieromtrent overal geheel eens is, verschillen de meeningen over de vraag, voor welken tijd de dienstbetrekking moet geacht worden verlengd te zijn. Buitenlandsche wetten geven uiteenloopende beslissingen zoo geldt volgens het Zwitsersche Verbintenissenrecht, art. 342, de verlenging voor gelijken duur als de oorspronkelijke overeenkomst, met een maximum van een jaar; daarentegen neemt het Duitsche Burgerlijk Wetboek, § 625, verlenging voor onbepaalden tijd aan. En waar de wet zwijgt, vertoont zich dergelijke Van Aan
opzegging tegen een vroegeren dan den bepaalden tijd kan hier geen sprake ernstige bedenking onderhevig is een vonnis van het Kantongerecht te Hilversum van 2 Juli 1896, P. v. J. 1896, n. 58. 2) Diephuis, t. a. p., Dl. XE, bladz. 338, zegt: „waar de diensttijd bepaald is, geene opzegging noodig om de huur, door het verloop daarvan te doen eindigen". is Anders Jo. DE Vries, Tydschr. v. h. Ned. Regt, Dl. 7, bladz. 274. en vlg. mr. VAN Hamex, Sociaal Weekblad, 1892, bladz. 377. 1)
zijn.
;
II.
8
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's