Sociale hervormingen - pagina 423
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel III.
411
Geschiedt dit, zooals waarschijnlijk is, bij den ambtenaar tegen wiens voorschrift het beroep is ingesteld, dan schenen, ook bij de beste bedoeling van de zijde des Ministers, de waarborgen voor eene onpartijdige beslissing niet zoo groot als gewenscht werd. Gaarne zou men daarom vernemen, op welke wijze de Minister zich voorstelt, buiten partijen om, de noodige gegevens voor zijne beslissing te verzamelen.
Sommige leden konden het niet goedkeuren, dat Art. 243. de zaak met eene beslissing van den ter plaatse hoogst bevoegden ambtenaar ten gunste van het hoofd of den bestuurder zal zijn afgeloopen. Het geldt hier het leven en de gezondheid van de arbeiders en het scheen dus niet meer dan billijk, dat ook die gehoord worden. Van andere zijde werd hiertegen opgemerkt, dat het, bij de ontstentenis van eene publiekrechtelijke organisatie op het terrein van den arbeid, niet wel mogelijk zou zijn, aan laatstbedoeld denkbeeld uitvoering te geven.
Men
er
stelde
prijs
op
's
Ministers
oordeel te vernemen of
eene oplossing van dit vraagstuk wellicht in eene betere regeling van de Kamers van arbeid zou kunnen worden gevonden.
Men
opperde bedenking tegen het verleenen van Minister. Het geldt hier eene belangrijke zaak en men meende, dat, om daarbij mogelijke willekeur te voorkomen, de bevoegdheid tot het verleenen van vrijstellingen uitsluitend bij den Minister zelf behoort te berusten. Art. 2\i. vrijstellingen
„vanwege" den
Art. 248. Gevraagd werd, waarom de fabrieken waarin reeds vóór I Januari 1898 een kracht werktuig of een oven werd gebezigd of tien of meer personen pleegden te verblijven, in zooveel ongunstiger conditie moeten verkeeren dan soortgelijke fabrieken van jongeren datum. Voor eerstbedoelde toch kan, althans in
sommige
gevallen,
Januari 191 schijnt te
2,
worden verleend tot uiterlijk i voor laatsbedoelde voor onbepaalden tijd
vrijstelling
terwijl dit
kunnen geschieden.
Verscheidene leden waren van oordeel, dat dit tegenwoordige redactie niet kan blijven behouden. Het hoofd of de bestuurder zou o.a. zorg moeten dragen, dat een arbeider in zijne fabriek of werkplaats geen arbeid verrichte welke krachtens art. 76 is verboden. Maar art. 76 verbiedt geen bepaalden arbeid; het doelt alleen op werkzaamheden, welke Art.
250.
artikel in zijne
niet mogen worden verricht in lokalen die tevens als woon- of slaapvertrekken dienen. Krachtens art. 250 zouden nu die werkzaamheden, lijnrecht tegen de bedoeling in, niet meer in fabrieken of werkplaatsen mogen geschieden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's