Sociale hervormingen - pagina 148
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
204
van onjuiste mededeelingen of het plaatsen van geheime teekens in uit te reiken getuigschriften, die slechts op publiekrechtelijke wijze doeltreffend kunnen worden geregeld. Ook de uitsluiting van de personen, in dienst van publiekrechtelijke lichamen (art. 1637 o), achtte men een betreurenswaardig gevolg van de verkeerde wijze, waarop de zaak is aangevat. Nu de regeling tot den civielrechtelijken kant van het vraagstuk beperkt is gebleven, moesten noodzakelijkerwijze ook de Kamers van Arbeid geheel buiten de zaak worden gehouden; voor bemoeiingen van hare zijde, hoe nuttig deze ook kunnen zijn, is in eene privaatrechtelijk gedachte regeling geen plaats. In tegenstelling met deze beschouwingen, noemden andere leden de in dit ontwerp, op het voetspoor van de vorige ontwerpen, gevolgde gedragslijn verstandig en de daarin aangegeven methode van regeling niet enkel theoretisch juist, maar ook practisch alleen bruikbaar. Men herinnerde dezerzijds aan het bekende woord van Gierke: „unser Privatrecht wird sozialer ook een privaatrechtelijke regeling sein, oder es wird nicht sein" kan sociaal gedacht zijn. In het bijzonder keurde men dezerzijds goed, dat ook in zooverre het privaatrechtelijk karakter van de aangeboden regeling is gehandhaafd, dat vooralsnog aan de niet naleving harer bepalingen geene gevolgen van strafrechtelij ken aard met eene enkele uitzondering dan zijn verbonden, en met het geven van voorschriften van burgerlijk dwingend recht is volstaan. Het strafrecht is een gevaarlijk wapen, dat niet dan in de uiterste noodzakelijkheid aangegrepen behoort te worden en alleszins juist scheen daarom het in de Memorie van Toelichting ingenomen standpunt, dat eerst de ondervinding uitspraak moet doen, of niet het dwingend karakter der onderscheidene bepalingen krachtig genoeg is om de zwakkeren tegen misbruik van macht van de zijde der sterkeren te vrijwaren. ;
—
—
§ 6.
Ten aanzien van de
gedragen
regeling
vraag, of het wenschelijk
in het Burgerlijk
Wetboek
is
de voor-
in te lijven,
dan
haar in eene afzonderlijke wet te belichamen, verschilden de voorstanders van een privaatrechtelijk gedachte regeling van gevoelen. Eenerzijds betoogde men dat, waar de Grondwet in art. 150 de bevoegdheid der Wetgevende Macht erkent om enkele onderwerpen van Burgerlijk en handelsrecht in afzonderlijke wetten te regelen, dit onderwerp voor zoodanige afzonderlijke regeling als het ware is aangewezen en in zooverre gelijk staat met dat, in de Faillissementswet geregeld. Niet alleen toch bederft men de inrichting van het Burgerlijk Wetboek door daarin een titel te voegen, waarvoor geen plaats is en een groot aantal artikelen, waar slechts voor drie artikelen ruimte is, maar men neemt daarin ook bepalingen op van formeel recht, die in dit wetboek niet thuis behooren. Ook zou eene afzonderlijke wet
wel
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's