Sociale hervormingen - pagina 224
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
2ÖO
zouden hebben, maar ook voor de hooger bezoldigde, voornamelijk geestelijken arbeid verrichtende personen, die van den hierbedoelden maatregel weinig gediend zullen zijn. Immers zouden zij door het publiek worden beschouwd als uit hunne betrekking gezet en daarmede zou op hen een blaam rusten, die hunne toekomst in ernstige mate zou kunnen benadeelen.
Sommige
leden konden de juistheid niet toegeven de Memorie van Toelichting, dat de bedoeling van dit artikel aan beide pariijen de gelegenheid te geven, met een redelijken termijn hunne rechtsverhouding te doen eindigen door de thans gebezigde redactie duidelijker wordt uitgedrukt dan door die van het ontwerp-DRUCKER en van het Regeeringsontwerp van 1901. Waar het hier geldt enkel het toepasselijk verklaren van eenige voorschriften der wet op overeenkomsten, voor bepaalden tijd aangegaan, is het, naar zij meenden, raadzaam die voorschriften uitdrukkelijk te noemen, opdat niet uit eene meer algemeene gelijkstelling gevolgtrekkingen worden gemaakt, die in 's wetgevers bedoeling niet hebben gelegen. Men merkte op, dat hier de in het eerste lid van art. 1639 * genoemde opzeggingstermijn van ééne week voor niet-in wonende arbeiders algemeen zal gelden, juist omdat het hier, blijkens de redactie van art. 1639 ^ gevallen geldt, waarin bij de arbeidsovereenkomst niet is voorzien, zoodat niet overeenkomstig het tweede lid van art. 1639 i een langere opzeggingstermijn zal zijn bepaald. Daarom wees men er hier nogmaals op, dat bij eene algemeene regeling der arbeidsovereenkomst, als het hier geldt, een opzeggingstermijn van ééne week in vele gevallen als veel te kort moeten worden beschouwd.
Art. 1639
/.
van de bewering
in
—
—
m
I n de Memorie van Toelichting wordt medege1639 dat in andere landen reeds is gebleken, dat sommigen trachten de wettelijke voorschriften omtrent de opzeggingstermijnen te ontgaan door steeds een „proeftijd" te doen voortduren en wordt daaraan toegevoegd: „Dit dient te worden voorkomen." Men meende uit deze toelichting te moeten opmaken, dat het in de bedoeling ligt, dat het een werkgever niet geoorloofd zal zijn, een arbeider na de beëindiging van den proeftijd nogmaals „op proef" te nemen, maar merkte op, dat zulks in het artikel niet uitdrukkelijk wordt verboden en het geenszins overbodig zou zijn, in het tweede lid een beding omtrent een tweeden proeftijd nietig te verklaren. Betoogd werd, dat, naar de ervaring leert, in sommige dienstbetrekkingen men wees bijv. op handelsreizigers en pleegzusters een proeftijd van eene maand als onvoldoende moet worden aangemerkt en verlenging van den in het tweede lid genoemden termijn daarom noodig is. Verscheidene leden zochten de beteekenis van hetgeen hier
Art.
-
deeld,
—
—
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's