Sociale hervormingen - pagina 268
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel III.
256
Aan de politie komt de bevoegdheid toe bij verordening in bijzonderheden te regelen wat de besproken wetsbepalingen in het algemeen voorschrijven. Verder kan de Bondsraad of, zoo deze het niet doet, de „Landeszentralbehörde" of de politie voor bepaalde inrichtingen bij
resp.
besluit
politie-verordening
gedetailleerde voorschriften
geven ter naleving van bovengenoemde algemeene bepalingen. Voor het tot stand komen van dergelijke besluiten of politie verordeningen is het noodig de besturen der betrokken vakvereenigingen of vakvereenigingsafdeelingen te hooren. Verscheidene besluiten, tot uitvoering van deze bepaling reeds door den Bondsraad genomen.
zijn
Bepalingen omtrent beveiliging bij den arbeid vindt de wet van 2 November 1892 betreffende vrouwenen kinderarbeid en in die van 12 Juni 1893 „concernant l'hygiène et la sécurité des travailleurs dans les établissements industriels". De bepalingen der eerste wet komen in het kort hierop neer, dat lokalen, waar vrouwen en kinderen werken, voortdurend zindelijk gehouden en voldoende verlicht en geventileerd moeten worden. Voorts moeten al die maatregelen worden genomen, die kunnen strekken tot beveiliging van leven en gezondheid der arbeiders. In elke inrichting, waar machines staan, moet gezorgd worden, dat de arbeiders niet anders in aanraking kunnen komen met eenig deel der machine, dan wanneer dit voor het bedrijf noodzakelijk is. Putten, valluiken en openingen moeten voorzien zijn van een hek, om ongelukken te voorkomen (art. 14). In de wet van 1893 wordt hetzelfde bepaald als in art. 14 van die van 1892, onder toevoeging echter van het volgende: nl. dat machines, stoomketels, drijfriemen enz. moeten voorzien zijn van doelmatige veiligheidsinrichtingen. Dergelijke bepalingen zijn ook van toepassing op inrichtingen van publieke vermakelijkheid, magazijnen, enz., wanneer daar van krachtwerktuigen wordt gebruik gemaakt. Voorts bepaalt art. 3 van de wet van 1893 dat bij algemeenen maatregel van bestuur, het „comité co7isultatif des arts et vianu/actures'' gehoord, maatregelen in het belang van veiligheid en gezondheid der arbeiders moeten voorgeschreven worden, die door alle werkgevers te treffen zijn, terwijl op dezelfde wijze, telkens als zulks noodig blijkt, bepalingen kunnen gemaakt worden, betrekking hebbende op een bijzonder bedrijf of op bepaalde werkzaamheden in eenig bedrijf. De algemeene bepalingen vormen den inhoud van het besluit van 10 Maart 1894, waarvan laatstelijk art. 4 gewijzigd en art. 14 aangevuld werd bij besluit van 6 Augustus 1902. Zij betreffen: de zindelijkheid, de frissche lucht, de vrije luchtruimte en het licht, het wegnemen van onreine stoffen en slechte dampen, omrastering van machines enz., brandgevaar, het gebruiken van Frankrijk.
men
o.
a.
in
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's